Arrondissementsrechtbank ASSEN Sector Bestuursrecht

Zitting: woensdag 14 november 2001 te 13.30 uur Zaaksnummer 01 / 515 BSTPL P10 G01

PLEITAANTEKENINGEN Mr. T. KNOOP

advocaat te Groningen,

Inzake:

Het beroep van:

Vereniging "Natuurlijk Roderveld!", gevestigd in de gemeente Noordenveld, vertegenwoordigd door het bestuurslid de heer Pieter Buijs, wonende te Roden,

Tegen:

het besluit van BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE NOORDENVELD d.d. 17 april 2001, waarbij ongegrond zijn verklaard de bezwaren tegen het primaire besluit d.d. 4 januari 2001 ex artikel 17 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening tot verlening van bouwvergunning met een instandhoudingstermijn tot uiterlijk 1 augustus 2004 voor het vergroten van het schoolgebouw op de AZC-locatie aan de Hullenweg te Roden, Advocaat-gemachtigde: T. Knoop.

Ontvankelijkheid.

1. Het beroepschrift van de Vereniging is op 28 mei 2001 door het bestuurslid Pieter Buijs tijdig ingediend tegen de b.o.b. d.d. 17 april 2001.

Volgens artikel 10 van de statuten van de Vereniging was de heer Buijs niet bevoegd de Vereniging te vertegenwoordigen, omdat de vertegenwoordigingsbevoegdheid ligt bij alle bestuursleden gezamenlijk, dan wel bij voorzitter en secretaris.

Blijkens een desgevraagd door voorzitter en secretaris ondertekende volmacht d.d. 17-6-12001 is de heer Buijs alsnog gemachtigd de Vereniging te vertegenwoordigen.

Hier is dus sprake van bekrachtiging.

2. Uit de volmacht blijkt echter niet dat er een bestuursbesluit is om beroep in te stellen tegen het bestreden besluit van B.& W. van 17 april 2001.

Immers alleen het bestuur is bevoegd om een procesbesluit te nemen.

De bevoegdheid de Vereniging te vertegenwoordigen (eventueel via een volmacht) moet onderscheiden worden van het procesbesluit.

Artikel 10 zegt immers:

"Het bestuur is belast met het besturen van de Vereniging. "

Zelfs wanneer voorzitter en secretaris in de volmacht het door bestuurslid de heer Buijs ingediende beroepschrift d.d. 28 mei 2001 bekrachtigd zouden hebben, dan blijkt niet dat een bestuursbesluit ten grondslag ligt aan het procederen.

Slechts de vertegenwoordiging is geregeld.

De vraag is dus of en wanneer het bestuur van de Vereniging besloten heeft om beroep in te stellen tegen het bestreden besluit van B.& W. van 17 april 2001.

Inhoudelijk.

3. Ter zitting zijn - naast wethouder J. Bakker - als mede-gemachtigden van B.& W. aanwezig de volgende medewerkers van de gemeente Noordenveld: O. Horlings, J.J.P. Panman, F.H. Hofstra en S.A. Aukema, die ook aanwe zig waren op de zitting van de President op 21 februari 2001 bij de behandeling van het op 28 februari 2001 afgewezen verzoek om voorlopige voorziening tegen het primaire besluit van 4 januari 2001.

Desgewenst kan de heer Hofstra informatie verstrekken over het wel en wee van het aan de vrijstelling als voorschrift verleende beplantingsplan, terwijl de heer Aukema informatie kan verschaffen omtrent het - wisselende - aantal leerlingen van de AZC-school.

Beplantingsplan.

4. In de uitspraak van de President van 28 februari 2001 is terecht overwogen:

"dat voor zover verzoekster in dit verband in haar belangen is geschaad, de groenstrook deel uitmaakt van het besluit van 3 augustus 1999, welk besluit bij besluit op bezwaar van 29 februari 2000 is gehandhaafd, waardoor de schade voornamelijk is toe te rekenen aan dit besluit. De groenstrook kan dan ook nog een rol spelen in de bodemprocedure betreffende het beroep van verzoekers tegen het besluit op bezwaar van 29 februari 2000, voor zover het niet gaat om een louter handhavingsprobleem. "

Aan het verlenen van vrijstelling ex artikel 17 WRO kan - anders dan bij de bouwvergunning - als voorwaarde verbonden worden het realiseren van een bepaald beplantingsplan, zoals de President overweegt.

Ik laat terzijde dat minder juist is, dat de President zijn beoordeling van het beplantingsplan als een welstandsaspect heeft gezien, hetgeen in strijd komt met artikel 56 lid 3 Woningwet, in plaats van als een element van de ruimere belangenafweging bij het verlenen van de vrijstelling.
De welstandstoets hoort thuis bij de bouwvergunning en moet dus betrekking hebben op bouwen, waartoe een beplantingsplan niet gerekend kan worden.
Zie hiervoor recent de uitspraak d.d. 10 april 2001 van de Afdeling, AB nummer 206 met annotatie van Nijmeijer.

In de bodemprocedure, waarvan de mondelinge behandeling plaatsvond op woensdag 11 april 2001 en uitspraak is gedaan op 23 mei 2001, is het beplantingsplan mede op basis van een nader welstandsadvies d.d. 8 maart 2001 aan de orde geweest en akkoord bevonden, althans voor zover het geen handhavingsaspecten betreft.

5. Ter gelegenheid van de hoorzitting op 15 maart 2001 betreffende de onderhavige vrijstelling ex artikel 17 WRO is uitvoerig over de beplanting gesproken, hoewel het beplantingsplan als zodanig niet als voorwaarde/voorschrift is verbonden aan de thans bestreden vrijstelling ex artikel 17 WRO.

6. Voor zover derhalve in de onderhavige zaak aandacht wordt gegeven aan de beplanting, gaat het om de volgende juridische context.

Het nadere welstandsadvies d.d. 8 maart 2001 kan niet leiden tot en heeft ook niet geleid tot nadere beplantingseisen, omdat dit buiten de welstandsbeoordeling valt.

Op het moment van de eerdere welstandsadvisering in de zomer van 2000 is geconstateerd:

'We beplanting op z'n zachtst gezegd niet veel voorstelde ". 

Voorts is overwogen:

"In relatie tot de te verwachten ontwikkeling van de omgeving zal de confrontatie met het centrum, dus ook van de school, met de woonbuurt verzacht worden doordat de beplanting meer maat zal krijgen, als op de situatietekening summier al is aangeduid. "

Een en ander leidt dus niet tot nadere beplantingseisen, althans niet in het kader van de bestreden beslissing op bezwaar d.d. 17 april 2001.

7. Dat er toch een gewijzigd beplantingsplan is gekomen, is het gevolg van het overleg op de hoorzitting en vervolgens nader met wethouder J. Bakker gemaakte afspraken met de Vereniging op 19 maart 2001.
Dit heeft - zoals gezegd - niet geleid tot nadere aan de vrijstelling en/of de bouwvergunning verbonden voorschriften - hetgeen juridisch ook niet zou kunnen - maar wel tot toezeggingen van de kant van de Gemeente.

Die toezeggingen staan echter buiten de juridische beoordeling van de bestreden beslissing op bezwaar d.d. 17 april 2001.

8. In het advies van de Bezwaarcommissie d.d. 15 maart 2001, zoals overgenomen door B.& W., wordt met betrekking tot de beplanting overwogen:

"De commissie overweegt voorts dat, nu de bouwvergunning met toepassing van artikel 17 van WRO is verleend, alle betrokken belangen dienen te worden gewogen. Dit brengt naar het oordeel van de commissie met zich mee dat de welstandstoetsing niet kan worden beperkt tot de uitbreiding van het gebouw, doch dat daarbij dient te worden betrokken de beplantingsstrook die het centrum afscheidt van de buurt. Uit het aanvullende welstandsadvies van 7 maart 2001 blijkt dat de groenstrook in de overwegingen van de Welstandscommissie is betrokken, in die zin dat de Welstandscommissie rekening houdt met de groei van de op de bouwtekening vermelde groenstrook. Tijdens de hoorzitting op I S maart 2001 is door de vertegenwoordigers van de gemeente naar het oordeel van de commissie in voldoende mate aannemelijk gemaakt dat de geplande groenstrook zal worden gerealiseerd.
..........................

Tijdens de hoorzitting van onze commissie op 15 maart 2001 is tussen de vertegenwoordigers van de gemeente en bezwaarmakers afgesproken dat de invulling van de groenstrook ter hoogte van de uitbreiding van de school in gezamenlijk overleg zal worden ingevuld ............ ".

Op 19 maart 2001 is inderdaad overeenstemming bereikt, zoals mede mag blijken uit het volgende citaat uit de overgelegde nieuwsbrief nummer 5, jaargang 3, 31 maart 2001 van de Vereniging:

"Samen met Jan Bakker een boompje opzetten

Op maandag 19 maart waren we weer terug op het gemeentehuis. Bij de Bezwarencommissie hadden wij bedongen dat er nu een echte groenwal zou worden aangeplant met een minimale planthoogte van 2.25 m .........

Nu maar afwachten of het COA en de natuur willen meewerken. "

9. Helaas moet worden vastgesteld dat een en ander slechts ten dele het geval is geweest, omdat het COA en het ingenieursbureau Oranjewoud veel tijd nodig bleken te hebben voor het opstellen van een bestek, een begroting, het aanbe steden van het werk op basis van offertes en tenslotte het gunnen van het werk aan de laagste inschrijver.

Dit is bij brief d. d. 17 mei 2001 meegedeeld aan de heer D. Lubbers.

Zowel de ter zitting aanwezige wethouder de heer J. Bakker als medewerker Groen de heer F.H. Hofstra kunnen desgewenst op een en ander een toelichting geven.

Conclusie.

Op grond van het vorenstaande en het eerder op 28 juni 2001 ingediende verweerschrift dient het beroep ongegrond te worden verklaard.