VESTIGING VAN EEN ASIELZOEKERSCENTRUM,

een oefening in democratie

Adviesrapport van de Onderzoekscommissie Asielzoekerscentrum Boarnsterhim

B. Franssen, C.P. van Gastel, C.A.J. Vlek

april 2001

 SAMENVATTING, CONCLUSIES EN SUGGESTIES

 Op 25 februari 2000 publiceerden B&W van Boarnsterhim hun intern voorbereide keuze voor Akkrum-Oost als meest geschikte locatie voor een asielzoekerscentrum van 400 bewoners (AZC-400). Dit voorstel werd meteen sterk bekritiseerd door omwonenden en andere inwoners van Akkrum. Op 19 juni 2000 heeft de gemeenteraad van Boarnsterhim (Fr.) besloten dat een onafhankelijke commissie moest onderzoeken of B&W's locatievoorstel gerechtvaardigd was. Dit rapport geeft een reconstructie van relevante ontwikkelingen tussen 8 maart 1999 (eerste COA-verzoek) en 20 februari 2001 (instelling van de commissie). De kernvraag voor dit onderzoek was:

"Rechtvaardigen de kwaliteit van de gevolgde procedure, de gevoerde communicatie en de verrichte onderzoeken naar locaties, het voorstel van burgemeester en wethouders van Boarnsterhim aan de gemeenteraad, een AZC van 400 personen te vestigen in Akkrum-Oost als zijnde de meest geschikte locatie?" De commissie werd tevens uitgenodigd: "een aanbeveling te doen over het voortschrijdend inzicht, zijnde de consequenties van nieuwe ontwikkelingen ten aanzien van het te onderzoeken besluit."

Tussen januari en april 2001 zijn allerlei documenten bestudeerd: B&W-notities, raadsnotulen, locatierapporten en bezwaarschriften. Uiteenlopende betrokkenen zijn geïnterviewd: B&W, ambtenaren, omwonenden, sportbestuurders, schoolleiders en vertegenwoordigers van het COA. Alle locatie-opties zijn in ogenschouw genomen en er is met grondeigenaren gesproken. De commissie zelf heeft diverse keren vergaderd. Uiteindelijk is het rapport unaniem vastgesteld.

Dit rapport gaat achtereenvolgens over (-) taak en werkwijze van de commissie, (-) het asielvraagstuk, (-) de aanloop (maart 1999-juni 2000) tot een AZC in Boarnsterhim, (-) de multicriteria-beoordeling van locatiegeschiktheid, (-) de verrichte locatie-onderzoeken, (-) de bestemming en grondeigendom van Akkrum-Oost en tenslotte (-) de eindconclusies en oplossingssuggesties over de AZC-kwestie.

Het totaal overziende presenteert de commissie allereerst de volgende kritische observaties:

Uit de hoofdstukken 3 t/m 7 kunnen de volgende punten naar voren worden gebracht.

3. Aanloop tot een AZC in Boarnsterhim

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van wat zich tussen maart 1999 en juni 2000 heeft afgespeeld. De COA-handleiding voor gemeenten biedt géén methodische suggesties voor het vinden van een geschikte AZC-locatie. De COA-handleiding bevat wél bestuurlijk riskante suggesties voor een voorlichtingstraject waarin omwonenden pas in een laat stadium met mogelijk voldongen feiten worden geconfronteerd.

B&W van Boarnsterhim hebben in beslotenheid een AZC-locatiekeuze voorbereid, deze vervolgens bekend gemaakt en hem daarna volhardend verdedigd. Een dergelijke besloten 'top down'-benadering is riskant maar verdedigbaar mits het uiteindelijk gepubliceerde raadsvoorstel in alle opzichten goed gemotiveerd en te rechtvaardigen is. Opmerkelijk is dat op de avond van het AZC-principebesluit (16-2-2000) B&W wél, maar de raadsleden (nog) niét wisten welke locatie zou worden voorgesteld.

Het aanwezige deel van de gemeenteraad heeft zich tijdens de vertrouwelijke informatieavond van 21 februari 2000 te goedgelovig opgesteld. Daardoor konden B&W te gemakkelijk menen dat de raad in meerderheid accoord ging met de locatiekeuze Akkrum-Oost en met de door B&W voorgestelde communicatiestrategie daaromtrent. Op hun beurt zijn B&W zelf in 1999-2000 te voortvarend geweest in hun pogingen om Akkrum-Oost naar voren te halen als 'meest geschikte locatie' voor een AZC-400.

4. Methodische beoordeling van AZC-locatiegeschiktheid

Criteria (welke dan ook) voor de beoordeling van AZC-locatiegeschiktheid dienen konkreet omschreven te worden alvorens er effectief mee kan worden gewerkt. Bij de beoordeling van AZC-locatiegeschiktheid zou aan onbeïnvloedbare criteriumscores ("is nu eenmaal zo") een groter gewicht moeten worden toegekend dan aan beïnvloedbare criteriumscores ("kan wat aan gedaan worden"). Wanneer snelle beschikbaarheid van de grond zowel belangrijk (i.v.m. urgentie) als moeilijk is, bestaat het gevaar dat dit criterium andere beoordelingscriteria in de schaduw stelt (zulks lijkt in Boarnsterhim aan de orde te zijn).

Een vergelijkende beoordeling van twee of meer locaties heeft alleen zin wanneer deze locaties op álle criteria zodanig scoren dat onderlinge afwegingen volgens verschillende criteria mogelijk zijn. Wanneer slechts één locatie op alle criteria realistisch (niet 'onmogelijk') scoort, kan die locatie slechts worden beoordeeld op zijn (on)aanvaardbaarheid.

Ten aanzien van elke AZC-locatie kunnen zich, vooral om sociaal-culturele redenen, gemakkelijk 'Nimby'- ('Not in my back yard'-) reacties van omwonenden manifesteren. Deze kunnen sterk worden verminderd wanneer een evenwichtige besluitvormingsprocedure wordt gevolgd, met onderhandelingen over mogelijke compensatie van onevenredig (negatief) getroffen partijen.

5. De locatie-onderzoeken in Boarnsterhim

Een multi-criteria vergelijking van diverse AZC-locaties is pas zinvol wanneer voor elke locatie vaststaat dat deze ook beschikbaar of verwerfbaar is. Vóór eind februari 2000 zijn er namens B&W echter géén andere grondeigenaren gepolst dan die van Akkrum-Oost.

De verrichte locatie-onderzoeken voor een AZC in Boarnsterhim door Bügel Hajema Adviseurs (mei 1999) en de ambtelijke werkgroep-AZC tussen eind mei 1999 en maart 2000 zijn in beginsel van goede kwaliteit. Door de werkgroep-AZC is de in-principe-beschikbaarheid van Akkrum-Oost al snel vastgesteld. Tezamen met hun nadere overwegingen omtrent hinder voor omwonenden en effecten op de toekomstige gebiedsinvulling leidde dit er uiteindelijk toe dat Akkrum-Oost als meest geschikte locatie naar voren kwam. Bij de beoordeling van grondbeschikbaarheid is echter voorbijgegaan aan jarenlange plannen voor sport-en-spelvoorzieningen op Akkrum-Oost.

Na een B&W-verzoek om advies heeft Bügel Hajema in oktober 2000 kritische kanttekeningen geplaatst bij het milieutechnisch (vooral geluids-) onderzoek over Akkrum-Oost door Oranjewoud-Noord (aug. 2000). Bügel Hajema adviseerde om diverse geluidwerende voorzieningen te treffen, zowel aan het terrein zelf als aan de beoogde wooneenheden (zie Figuur 1). Door het COA is aangegeven dat de genoemde maatregelen voor een AZC van slechts 5 jaar te duur zouden zijn. Daarom moet worden betwijfeld of de locatie Akkrum-Oost wel kan voldoen aan de normen van de Wet Geluidhinder (WGH).

6. Bestemming en grondeigendom van Akkrum-Oost

De bijna zes hectare grote 'overdriehoek' tussen (oude) Boarnsterdijk, Nije Boarnsterdijk en De Stringen, die door B&W-Boarnsterhim wordt beoogd voor AZC-vestiging, is begin 1990-er jaren ontstaan bij de verbreding van Rijksweg 32 tot A32 en de aanleg van de Nije Boarnsterdijk. In de Structuurvisie Akkrum-Oost/Nes van 1991 wordt - mede met het oog op woningbouw ten noorden van Akkrum-Oost - de onstane overdriehoek bestemd voor sport en spel en/of recreatie (zie Figuur 2).

In maart 1995 wordt 3,6 hectare van dit terrein gekocht door het houtconstructiebedrijf De Mâr, onder voorwaarde dat binnen vijf jaar de agrarische bestemming zal zijn gewijzigd in 'industrieterrein'. Begin 1996 nemen B&W een inspanningsverplichting op zich om binnen enkele jaren een bestemming 'kantoren en horeca' te realiseren voor de westelijke 1,5 hectare van het De Mâr-terrein in Akkrum-Oost. Begin 1997 wordt dit opgenomen in een Ontwerp-Structuurplan Boarnsterhim (zie Figuur 3). Daarin wordt ook de bestemming 'sport, spel en/of recreatie' opgenomen voor de oostelijke circa 2 hectare van het betreffende terrein. Eind 1997 wijst de Provincie de beoogde deelbestemming 'kantoren en horcea' af, maar niét de deelbestemming 'sport, spel en/of recreatie'. De inspanningsverplichting jegens De Mâr is daarmee van de baan.

De gemeente heeft eind 1998 een unieke kans gemist om de 1,5 hectare grond achter de oude Mavo in Akkrum-Oost te verwerven voor de vestiging van een nieuw sportveld (zie Figuur 4). Deze grond is begin 1999 door S. verkocht aan R., nadat de gemeente bij navraag geen belangstelling had getoond.

Het is te verwachten dat een tijdelijke afwijking van de bestemming van Akkrum-Oost ten behoeve van de vestiging van een AZC feitelijk aanzienlijk langer dan vijf jaar zal duren. Dit is in strijd met Artikel 17 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

7. Eindconclusies en oplossingssuggesties

In hoofdstuk 7 worden de gevolgde procedure, de gevoerde communicatie en de verrichte locatie-onderzoeken samengevat beoordeeld. De kernvraag: "Is Akkrum-Oost gerechtvaardigd als meest geschikte locatie voor een AZC-400?" wordt door de commissie per saldo negatief beantwoord. Akkrum-Oost is als 'beste' AZC-locatie vooral problematisch vanwege: (a) het gebrek aan serieus vooronderzoek naar de beschikbaarheid van andere locaties, (b) strijdigheid van een (groot) AZC-400 met plannen voor sport-en-spelvoorzieningen, en (c) een overmatige geluidsbelasting door (vnl.) wegverkeer.

De communicatie over de vanaf mei 1999 voorbereide AZC-locatievoorkeur van B&W is gekenmerkt door een sterke beslotenheid tot aan het moment van openbaarmaking (25-2-2000). In de vertrouwelijke overleggen met gemeenteraadsleden vóór 25-2-2000 valt hier en daar een lichte vertekening in B&W's informatieverstrekking en argumentatie te bespeuren. De besloten 'top down'-communicatie over de AZC-kwestie is gedeeltelijk ingegeven door de COA-handleiding voor gemeenten. Opmerkelijk is het zwijgen van B&W over hun aanstaande locatievoorstel, toen de raad op 16-2-2000 in principe besloot tot vestiging van een AZC.

Voor een spoedige oplossing van de AZC-kwestie in Boarnsterhim zijn drie scenario's denkbaar:

Scenario 1: De gemeenteraad herziet zijn principebeslissing tot vestiging van een AZC; dit kan variëren van een totale herroeping ("géén medewerking") tot medewerking aan (slechts) een AZC voor maximaal 250 bewoners (AZC-250).

Scenario 2: De raad besluit tot een hernieuwd locatie-onderzoek, met reële aandacht voor de beschikbaarheid van terreinen en een herbezien van álle mogelijke locaties (inclusief Akkrum-Oost maar exclusief Grou-West), met het oog op vestiging van een AZC-250 (of twee van zulke AZC's).

Scenario 3: De raad besluit tot inperking en uitwerking van het locatievoorstel Akkrum-Oost voor een AZC-250 op de westelijke 2,5 hectare van het terrein van De Mâr, met gelijktijdige benutting van de oostelijke 1 à 1,5 hectare voor de vestiging van een sport- c.q. kaatsveld, al of niet na grondruil tussen De Mâr en de fam. R. ('achter de oude Mavo').

Géén van deze drie scenario's is zonder aanmerkelijke problemen. Een Scenario 3 voor een AZC-250 zou ook voor andere kandidaatlocaties dan Akkrum-Oost kunnen worden uitgewerkt. Uiteindelijke overeenstemming tussen alle betrokken zou kunnen worden vastgelegd in een convenant.

'Lastige' omwonenden zullen er altijd zijn en blijven, zeker na een bestuurlijke 'overval'. Maatschappelijk draagvlak - ook voor AZC's - is vooral een kwestie van overtuigende voorstellen én faire procedures, die op zichzelf weer kunnen bijdragen tot voldoende bestuurlijk zelfvertrouwen.