Bezwaarschrift

26 augustus 1999

  • Preambule
  • Reactie op notitie gemeente
  • foto
  • Bezwaren in samenhang
  • Tenslotte

  • Bezwaarschrift van de vereniging Natuurlijk Roderveld tegen het besluit van B&W Noordenveld om via art 17 WRO vergunning te verlenen voor de vestiging van een AZC aan de Hullenweg.

    Reactie op de repliek van B&W dd 5 Aug 1999 op ons terzake ingediende bedenkschrift.

    Roden 26 Aug 1999

    1. Preambule

    Wij ontvingen uw brief (uw kenmerk 9903689) van 5 Aug 1999 met het besluit van B&W Noordenveld om het COA via art 17 WRO toestemming te verlenen tot het inrichten van een AZC aan de Hullenweg te Roden onder ongegrondverklaring van onze bedenkingen. Tevens ontvingen wij een notitie (ongedateerd, zonder auteur) die is opgesteld ter voorbereiding van uw standpuntbepaling. Volgens de daarna door ons opgevraagde en door u toegezonden tijdelijke bouwvergunning maakt deze notitie onderdeel uit van de besluitvorming. Tegen uw besluit maakt de vereniging Natuurlijk Roderveld (meer dan honderd leden) ernstig bezwaar. Wij zijn buitengewoon teleurgesteld over uw antwoord dat tendentieus in de weergave, selectief in de feitenvastlegging, en inconsistent in de redenering is. In het navolgende gaan wij eerst in op de inhoud van de door u bijgevoegde notitie en vervolgens geven wij nogmaals onze bezwaren in samenhang weer.

    2. Reactie op notitie gemeente

    2.1

    In uw paragraaf Algemeen is sprake van tendentieuze en onvolledige weergave van zaken. U verzwijgt dat in de kortstondige en chaotische aanloop naar en afloop van de persconferentie van 30 Oct twee keer een (eenmaal niet aangekondigd) besloten overleg van de commissie ABZ is geweest in strijd met uw eigen regels voor beslotenverklaring. De verslaglegging van de eerste vergadering moest door ons via juridische interventie worden verkregen en wordt door de aanwezigen tot op heden verschillend uitgelegd. Volgens sommige aanwezigen heeft u op die vergadering gesteld dat op de Hullenweg locatie "bestemmingsplantechnisch" woningbouw mogelijk is. De suggestie is gewekt dat op die locatie een bouwbestemming rust. De voorzitter van de commissie ABZ, de heer A.Baas verklaarde in de eerste week van November dat hij de indruk had gekregen dat op de betreffende locatie een bouwbestemming rust. Van de tweede besloten vergadering die is gehouden op verzoek van verontruste fractievoorzitters hebben wij ondanks herhaald verzoek nooit een verslag ontvangen.

    U verzwijgt dat in de eerste brief naar de bewoners en op de beruchte 5 Nov avond onjuiste informatie over aard, grootte en inrichting van het AZC is verstrekt. Verder wekt u de suggestie dat er normaal overleg met de vereniging Natuurlijk Roderveld heeft plaatsgevonden. De werkelijkheid is dat u tot in een zeer laat stadium al onze pogingen om met u in gesprek te komen heeft genegeerd. Op informatie avonden door ons georganiseerd weigerde u categorisch te komen. Dit alles verhoudt zich niet met uw inspraakverordening met betrekking tot inspraak bij beleidsvoornemens, omdat u immers onmiddellijk bekendmaakte op de Hullenweg locatie woningbouw te willen realiseren en daarvoor een permanente infrastructuur aan te zullen laten leggen. Het betreft dus een feitelijk ruimtelijk plan.Wij achten deze gang van zaken in strijd met de AWB art 3.2.

    U heeft steeds gesteld (uw eigen verslag van de informatie avond op 5 Nov 1998 en uw eigen verslag van de eerste informatieve bijeenkomst met ons op 12 April 1999) dat het college een locatie heeft aangewezen, dat daar verder geen stukken aan ten grondslag liggen en dat de Hullenweg locatie de enige geschikte locatie was voor de vestiging van een AZC. Pas nadat onze vereniging alternatieve locaties had onderzocht en gepubliceerd heeft u bij de stukken aan de raad voor de Aprilvergadering een beperkt aantal van uw alternatieve locaties en beoordelingscriteria summier weergegeven. Wij achten deze gang van zaken in strijd met de AWB art 3.2. Van een objectieve verificatie van de zinvolheid en volledigheid van uw criteria en uw weging is nooit sprake geweest.

    Om formeel te kunnen aantonen dat er overleg heeft plaatsgevonden heeft u in een laat stadium (om goede sier te maken bij de politiek?) selectief een aantal bewoners (niet wij als vereniging noch een ander aantal direct betrokkenen) voor een gesprek uitgenodigd over de inrichting van het AZC. De betreffende ambtenaar weigerde evenwel over de locatie keuze te spreken en van B&W was daar niemand aanwezig. Op 12 April en 26 April, slechts 14 resp. 3 dagen voor de raadsvergadering waarop de bestuursovereenkomst werd besproken heeft u met ons willen spreken onder directe taboeverklaring van een aantal voor ons wezenlijke punten. Wij achten dit in strijd met uw mededelingen op 5 Nov. In dat verslag staat

    … Daarnaast zijn wij steeds bereid tot overleg om met elkaar er aan te werken dat er straks een asielzoekerscentrum staat dat voor alle partijen aanvaardbaar is …

    Die gesprekken waren weinig vruchtbaar in die zin dat bijna al onze suggesties ter verbetering van de bestuursovereenkomst zijn aangehoord en verworpen. In het eerste gesprek heeft u opnieuw verklaaard dat u op die locatie wilt gaan bouwen en uw financiële argument herhaald om daartoe een permanente infrastructuur aan te laten leggen. Het eerste verslag is op dat punt verhullend. Wilt u ons een transcript of bandopname zenden van die twee gesprekken?

    U vermeldt niet dat u tijdens de commissievergadering (zie uw eigen verslag) een gratis aanbod voor een ander terrein aan de Hullenweg heeft ontvangen en verder heeft genegeerd. Ook doet u geen melding van tegenstemmers in de raadsvergadering, geen melding van de voorwaardelijke instemming afhankelijk van de inrichting van het AZC van sommige fracties en geen melding van de raadsbrede kritiek op uw weinig communicatieve werkwijze.

    Het verslag van de hoorzitting is volgens onze gespreksaantekeningen op cruciale punten onvolledig. Wilt u ons een transcript of bandopname van de hoorzitting zenden?

    In hoeverre onderschrijft u deze weergave van de gebeurtenissen die aanzienlijk verschilt van de paragraaf Algemeen in uw notitie.

    2.2

    In de paragraaf Bestemming gronden doet u gewag van de vorige bestemming van het onderhavige gebied. U noemt niet klip en klaar dat de huidige bestemming agrarisch is (essen en oude veldontginningen) en ook niet dat er geen enkel wettelijk document is waaruit zou kunnen worden afgeleid dat er een toekomstige bouwbestemming was op 30 oct 1998. De gronden zijn volgens u bedoeld voor de handhaving van landschappelijke en natuurwaarden en de beoogde locatie valt binnen het door GS overwegend goedgekeurde bestemmingsplan "Buitengebied". Volgens het PPC advies valt dit buitengebied binnen de zone 3 van het Streekplan Drenthe. In het bestemmingsplan "Buitengebied" wordt over zone 3 gezegd dat er een grote samenhang van waarden is en handhaving van deze waarden zou voorop moeten staan. In de ontwerp structuurvisie 1993, die wij op verzoek van u ontvingen in Nov 1998 (!) wordt de bebouwing werende bestemming genoemd. Waarom refereert u niet aan deze passages? In 1999 heeft u een bestuursovereenkomst in het kader van de regiovisie ondertekend waarbij het betreffende gebied niet voor woningbouw is aangewezen.

    In de regeringsverklaring van 1998 stelt het kabinet expliciet dat de eigen identiteit van de verschillende landsdelen behouden moet blijven. De nota Made in Holland van de raad voor het landelijke gebied wordt onderschreven door de ministeries van OCW, VROM, V&W en LNV en vraagt expliciet voor het behoud van o.a. beekdalen als identiteitsdragers van een landschap. M.a.w. de huidige agrarische bestemming is feitelijk bedoeld om bebouwing te weren. Het POP sluit een voorstel tot wijziging van de bestemming niet uit, maar het behoud van het beekdallandschap als zodanig is daarmee niet in het geding. Zo is de raad voor het landelijk gebied van mening dat ten koste van alles moet worden voorkomen dat in zulke beekdalen "witte schimmelvorming" optreedt, waarmee de bouw van witte moderne streekvreemde huizen wordt bedoeld. In hoeverre onderschrijft u de nota Made in Holland?

    Uw selectieve gebruik van (inofficiele niet vastgestelde) documenten achten wij in strijd met AWB art 3.2.

    2.3

    In de paragraaf Procedure hebben wij helaas moeten vaststellen dat u niet zorgvuldig op alle bedenkingen bent ingegaan. Ter illustratie op deze plaats twee niet uitputtende voorbeelden. De bedenkingen tegen het aanleggen van een permanente infrastructuur (een essentieel deel van de bedenking en van het bezwaar van de vereniging) via art 17 WRO laat u onweersproken. U put zich uit in het aannemelijk maken dat de intentie van partijen is om slechts vijf jaar een AZC te laten bestaan, maar u bent (na aanvankelijk de win-win situatie rond de infrastructuur te hebben verdedigd) in uw repliek zeer onhelder over de permanente infrastructuur die eveneens via art 17 WRO wordt gerealiseerd. Aan de bedenkingen tegen de aantasting van de vogel- en vlinderhabitat en ons voorstel om het IVN om advies te vragen gaat u geheel voorbij. Wij achten deze gang van zaken in strijd met de AWB art 3.2. Wilt u alsnog per bedenking reageren zodat wij kunnen vaststellen hoe u op onze bedenkingen heeft gereageerd?

    2.4

    In de paragraaf Keuze niet gebaseerd op inspraak beargumenteert u uw aanpak. U stelt dat art 17 WRO geen "normale RO" inspraak afdwingt. Dat is aanvechtbaar. Toepassing van art 17 WRO is ooit bedoeld voor noodgebouwen en werken (bijvoorbeeld na brand of in afwachting van definitieve wegenaanleg) waarvan de locatie min of meer vaststaat. Het kan dan noodzakelijk zijn om vanwege de spoed ontheffing van het bestemmingsplan te verlenen indien zonneklaar is dat deze ontheffing tijdelijk is. Met een noodwinkel in afwachting van de herbouw is dat zo. Met een noodweg of noodbrug evenzo. De kern is steeds dat de locatie vaststaat, beperkt is qua grootte en de ontheffing de enige manier is om de beoogde functie te realiseren. Dan wordt "normale RO" inspraak niet toegepast. Hier echter was u relatief vrij in de keuze van een locatie met een grootte die op een rumtelijk plan wijst en dat maakt deze ingreep tot een feitelijke ingreep in de Ruimtelijke Ordening waarvoor een ruimtelijke afweging vereist is. Binnen de gemeente zijn zowel gebouwen, als terreinen als locaties beschikbaar die een bijzondere of normale bouwbestemming hebben (zie ons alternatieven rapport). Er was dus een keuze met inherente belangenweging en uw buitenwerking verklaren van uw eigen inspraakverordening is om die reden al onjuist. Uw redenering is bovendien op een cruciaal punt onvolledig. In uw eigen inspraakverordening wordt duidelijk gesteld dat bij beleidsvoornemens in elk geval inspraak wordt verleend. Zelfs indien uw stelling houdbaar zou zijn dat aan de inrichting van het AZC geen beleidsvoornemen ten grondslag ligt (een moeilijk houdbare stelling omdat u in de raadsstukken zelf spreekt over een beleidsmatig keuzecriterium, namelijk een relevante binnen het gemeentelijk beleid passende toekomstige bestemming!), dan is toch zeker uw voornemen om daar te gaan bouwen en daartoe reeds nu een permanente infrastructuur aan te leggen een beleidsvoornemen. Hoe moeten wij anders verklaren dat op de eerste informatie avond over de AZC inrichting bijna een uur lang door het bureau Bugel over de definitieve woningbouwplannen werd voorgelicht? Deelt u onze visie dat hier van een beleidsvoornemen sprake is? Wij achten deze gang van zaken in strijd met de AWB art 3.3.

    Toch heeft u inspraak geweigerd hoewel u wijzend op de ervaringen van andere gemeenten erkent dat er grote bewonersbelangen mee zijn gemoeid. Vanuit een regentesk gezichtspunt heeft u gemeend het democratische proces te moeten vervangen door een dictaatkeuze, anders worden burgers maar tegen elkaar opgezet volgens uw eigen woorden. Voor uw geheime werkwijze (met inbegrip van het niet noemen van andere locaties nadat u zelf een keuze hebt gemaakt) geeft u overigens geen argument. Ook heeft u later gezegd de thans door u gekozen werkwijze onaanvaardbaar te vinden bij de locatiekeuze voor een definitief AZC, terwijl daar de bewonersbelangen nog groter zijn.

    Uw argumentatie is ons inziens ondemocratisch, flinterdun en inconsistent. Bent u bereid om alsnog inspraak te geven in de gehele procedure en wilt u alsnog expliciet ingaan op ons eerste rapport over de locatie keuzeprocedure? Daarin wordt ook uit een enquête onder de inwoners van Noordenveld (dus niet onder de leden van Natuurlijk Roderveld) duidelijk dat de overgrote meerderheid inspraak wenst. Die procedure doet ons inziens recht aan de grote bewonersbelangen en aan uw plicht en recht om uiteindelijk op basis van argumenten een locatie te kiezen

    2.5

    In de paragraaf Locatiekeuze gaat u zeer onvolledig in op het gesjoemel met criteria. Aanvankelijk waren er vier criteria volgens het verslag van 5 Nov, later vijf volgens uw raadsstukken en nu blijkt een belangrijk criterium namelijk de toekomstige bouwbestemming weer van inhoud te zijn veranderd. In het verslag van 5 Nov worden vier criteria genoemd, te weten toekomstige bestemming, grootte, eigendomssituatie en beschikbaarheid. Er staat ten aanzien van het eerste criterium letterlijk op pag 22

    … Ik heb gezegd dat een van de criteria is dat de toekomstige bestemming woonbebouwing moet zijn …

    U gaat verder voorbij aan de groslijst van locaties die ooit is gemaakt en voorbij aan de wijze waarop en waarom enkele (onder andere in ons tweede rapport genoemde) alternatieve locaties zijn afgevallen na toepassing van die criteria. Het is belangrijk om vast te stellen dat wij in ons locatie keuze rapport op objectief verifieerbare wijze op pag 3 twaalf criteria hebben afgeleid van algemene principes van Ruimtelijke Ordening. Onze schaal en score zijn eveneens te verifiëren. In de eerste informatieve bijeenkomst met ons op 12 april heeft u die criteria beaamd als zinvolle criteria. Uw criteria zijn deels vergelijkbaar (aanwezigheid grote woonkern) maar deels vooralsnog volstrekt selectief en willekeurig aangezien niet valt in te zien waarom het voldoen aan deze criteria de geschiktheid of de snelheid van realisering beïnvloedt. Ook valt niet in te zin hoe u aan de complexiteit van de belangenafweging recht heeft gedaan door deze beperkte hantering van criteria zonder schriftelijke stukken. Het moet toch uw bestuurlijke eer en plicht zijn om de keuze van die criteria te onderbouwen. Wij achten deze gang van zaken in strijd met de AWB art 3.2.

    2.6

    In de paragraaf Toepassing van art 17 WRO meldt u zelf terecht dat de enkele mededeling dan wel de enkele melding van de termijn in het vrijstellingsbesluit onvoldoende waarborg is voor de tijdelijkheid. De koppeling aan de bestuursovereenkomst suggereert een zekerheid, maar de gemeente heeft recent getoond de bestuursovereenkomst met Leek over de woningbouw locaties aan haar laars te lappen toen zij een voorbereidingsbesluit tot herziening van het bestemmingsplan voor Roderveld IV (de Hullenweg lokatie) aankondigde.

    In uw eigen notitie wordt op pag 10 de mogelijkheid open gelaten dat van handhaving van de tijdelijkheid wordt afgezien. Wij achten toepassing van WRO art 17 op deze gronden in strijd met de AWB art 3.3.

    Er wordt gesproken van bouwwerken en werken (geen bouwwerk zijnde) en gebruik. Bent u met ons van mening dat de infrastructuur en het gebruik daarvan onder deze bepalingen vallen? Welk deel van de infrastructuur legt u tijdelijk aan en welk deel permanent? Er worden in andere gemeenten AZC-s via toepassing van art 17 aangelegd, dat is ons bekend. Nergens echter wordt deze aanleg misbruikt om een bestemmingsplan onderuit te halen. Uw gebruik van art 17 WRO voor de aanleg van de permanente infrastructuur achten wij in strijd met de AWB art 3.3.

    2.7

    In de paragraaf Waarborgen in privaatrechtelijke zin komt de passage voor

    … maximaal 600 plaatsen voor permanent gebruik …

    Er ontbreken maatregelen indien door welke reden dan ook het aantal asielzoekers of de termijn wordt overschreden. Bent u bereid een dwangsom ten gunste van de vereniging te storten ter verzekering van deze grenzen?

    In de paragraaf Huurovereenkomst komt de passage voor

    Indien het COA de infrastructuur verwijdert, zullen partijen overleggen over de kosten daarvan. …

    Dit "Indien" is regelrecht in strijd met de bedoeling van art 17 WRO. Alle (bouw)werken moeten na ommekomst van de termijn zonder meer worden verwijderd volgens de juist daarvoor opgenomen passage van de huurovereenkomst. Vervolgens wordt uitvoerig stilgestaan bij de betrouwbaarheid van het COA als bestuurlijk orgaan. Er zouden objectieve aanknopingspunten zijn waaruit de tijdelijkheid van het in geding zijnde AZC moge blijken. Naar onze mening is er echter een belangrijk verschil tussen bezweringsformules en illusies die u opvoert enerzijds en gebleken daden en juridisch afdwingbaar gedrag anderzijds.

    Berichten in de pers dat het COA kleine gemeenten overvalt komen niet alleen uit het Drentse maar een feit is wel dat u als gemeentebestuur zich heeft laten verleiden tot een knullige achterkamertjespolitiek in de beginfase ondanks uw vermoedelijke wens om deze kwestie democratisch verantwoord af te handelen. Het COA draaiboek en de overrompelingstactiek die daarmee in de praktijk gepaard gaat, zijn daar mede debet aan. Een vergelijkbare overrompeling na ommekomst van de vijf jaar is daarmee geenszins uitgesloten. De betrouwbaarheid van het COA wordt bepaald niet aannemelijker nu in Hooghalen de duur van de huurovereenkomst is verlengd, waarbij van juridisch aanvechtbare begindata wordt uitgegaan. Hoe goed bedoeld ook de overeenkomst daar aanvankelijk was, met een beroep op voortschrijdend inzicht en de precaire situatie van de asielopvang wordt langs en over de grens van de wet gewandeld. Een vergelijkbare bedenkelijke verlenging is afgedwongen in Vught, in Hoogeveen en wellicht binnenkort in Westerbork. In andere plaatsen (Delfzijl,Kollum) wordt de overschrijding als voldongen feit getracteerd zolang nog geen definitieve AZC-locatie is aangewezen.

    Er zijn dus in tegenstelling tot uw beweringen en bezweringen objectieve feiten van recente datum waaruit de onbetrouwbaarheid van het COA blijkt. Wat is uw mening hierover? U stelt trouwens zelf in uw notitie dat er omstandigheden kunnen zijn waarin van handhaving van de vijf jaar termijn wordt afgezien. Wie dat bepaalt laat u in het midden en dat zet de deur wagenwijd open naar kwalijke bestuurspraktjken zoals die zich in Hooghalen, in Vught, en in Hoogeveen hebben voorgedaan. Hoe frequent stelt u vast of het COA zich aan de afspraken houdt en wat kunt u feitelijk doen als de afspraken worden geschonden? Volgens opgave van omwonenden van andere AZC-s komt illegale overbewoning structureel voor zonder dat daar tegen wordt opgetreden. Acht u zich daarvoor verantwoordelijk en vindt u dat een overtreding van de huurovereenkomst? Bent u bereid een overeengekomen dwangsom te deponeren om materiele garanties te geven voor de tijdelijkheid en hardheid van de huurovereenkomst? Zonder zulke waarborgen voor de tijdelijkheid is deze oneigenlijke toepassing niet geoorloofd volgens AWB 3.3.

    2.8

    In de paragraaf Waarborgen in publiekrechtelijke zin ontbreekt enige waarborg, dat na ommekomst van de vijfjarentermijn daadwerkelijk een situatie zal worden bereikt als bedoeld in WRO art 17 lid 4. In de praktijk betekent dit dat alsdan moet worden gewerkt met bestuursdwang. Uit de jurisprudentie blijkt, dat het niet om een verplichting, maar om een bevoegdheid handelt, en dat het besluit om al dan niet bestuursdwang toe te passen een zekere ruimte/vrijheid voor het bestuursorgaan met zich meebrengt. Dit betekent dat ook nieuwe omstandigheden of veranderde inzichten kunnen worden meegewogen in de beslissing om al dan niet bestuursdwang toe te passen. Met andere woorden: er bestaat voor belanghebbenden op dit moment geen enkele garantie, dat er daadwerkelijk zal worden overgegaan tot het toepassen van bestuursdwang indien het COA na ommekomst van de termijn weigert de oude toestand te realiseren. Nu ook in civielrechtelijke zin geen enkele maatregel op voorhand is getroffen en er slechts gewerkt wordt met de veronderstelling, dat het COA als betrouwbare contractspartij haar toezeggingen gestand zal doen, is bepaald niet gewaarborgd dat de situatie als bedoeld in WRO art 17 lid 4 zal worden bereikt. Overigens zijn er geen waarborgen in publiekrechtelijke zin getroffen. Noch in de tijdelijke vergunning, noch in het vrijstellingsbesluit zijn bepalingen/voorschriften opgenomen, welke strekken tot afbraak van het gebouwde c.q. het herstellen in oude toestand.

    2.9

    In de paragraaf Oneigenlijke toepassing van art 17 WRO wordt gerept van plannen om het bestemmingsplan te wijzigen in een woonbestemming en tevens gesteld dat het primaire uitgangspunt is dat het COA alle (bouw)werken moet verwijderen en dat het gehuurde in de oorspronkelijke staat moet worden teruggebracht. Hier rijdt de gemeente ons inziens een scheve schaats. Er is een primair uitgangspunt, kennelijk dus ook een secundair uitgangspunt? Welk is dat dan?

    Er zijn ons inziens in essentie twee opties. Ofwel de gemeente heeft ten tijde van haar besluit plannen blijkend uit enig wettelijk document om het gebied tot een woonbestemmingsgebied te maken (in dat geval kan van een toekomstige woonbestemming worden gesproken) of het gebied heeft slechts een feitelijke huidige bestemming. In het eerste geval zouden wellicht infrastructurele werken vooruitlopend op die toekomstige bestemming kunnen worden aangelegd en die mogen dan ook permanent van karakter zijn. Art 17 WRO is daarvoor overigens niet bedoeld. In het tweede geval kunnen er op dit moment in het geheel geen overwegingen gelden om reeds met een toekomstige bestemmingsplanwijziging rekening te houden in de bestuursovereenkomst, die immers in zijn geheel uitgaat van art 17 WRO. Het is door ons al eerder betoogd. De vermenging van twee onderscheiden doelstellingen namelijk het inrichten van een AZC en het willen bouwen op die locatie terwijl er geen bouwbestemming is, verhouden zich niet met elkaar en leiden tot een oneigenlijke toepassing van art 17 WRO. In hoeverre acht u deze doelstellingen wel verenigbaar? Deze vermenging van doelstellingen is rechtreeks in strijd met AWB art 3.3.

    2.10

    In de paragraaf Ontwerp-Structuurvisie Roden wordt terecht vermeld dat voor het gebied onderzocht kan worden of er woningbouw kan plaatsvinden. Er wordt een passage aangehaald uit het commentaar van de Provinciale Planologische Commissie op de ontwerp structuurvisie 1994, die begint met het veelzeggende voegwoord "Niettemin" waarin woningbouw aanvaardbaar wordt geacht op het onderhavige gebied. Weggelaten wordt een passage waarin wordt gesteld dat een groot deel van de woningbouw in de vijfde verloting kan plaatsvinden. Ook wordt niet vermeld dat de PPC een duidelijke visie op de mobiliteit in de ontwerp structuurvisie mist. Uitwerking van zo’n visie is merkwaardigerwijze enigszins gebeurd in de ontwerp structuurvisie 1993. Letterlijk staat daar op pag 13

    …De gemeente wil als hoofdlijn van beleid aanhouden dat de nieuwbouwlokatie op zo gering mogelijke afstand van het centrum van Roden komt te liggen. De in het centrum gepleegde investeringen op basis van vigerend beleid ne concrete plannen rechtvaardigen dit alleszins. Het getuigt van consistentie om daarop verder te bouwen. De gemeente heeft bovendien de afgelopen jaren gekoerst op een hoogwaardige ontwikkeling van woonwijken. De afstand tot het winkelcentrum heeft een directe invloed op de kwaiteit. …

    … De lokatie de Hullen is om dezefde redenen niet gewenst. De afstand tot het centrum is te groot. De ontsluiting van een wijk met een redelijk aantal woningen middels de wegenstructuur van de Roderveld III, is ongewenst vanwege de aantasting van de leefbaarheid en de verkeersveiligheid. …

    In de ontwerp structuurvisie 1994 is deze kritiek op de woningbouw ineens verdwenen. Daar wordt uitgegaan van 160 mogelijke woningen op die locatie. Het moge duidelijk zijn dat een extrapolatie van dit argument naar een AZC met 600 inwoners en personeel en bijkomend dienstenverkeer de verkeersontsluiting slechts problematischer maakt. Bent u bereid dit relevante aspect van de verkeersontsluiting door een onafhankelijke deskundige te laten onderzoeken? En bent u bereid om dat advies over te nemen? Een punt dat ons inziens beslist moet worden opgehelderd is de status van de door u genoemde documenten. Er is een ontwerp structuurvisie 1993 die tot eind 1998 door de gemeente werd verstrekt als de structuurvisie, ook aan ons! Daarna is er sprake van een ontwerp structuurvisie 1994 die ook aan ons is verstrekt! Wat is hiervan de status en wat betekent uw verwijzing naar een ontwerp structuurvisie 1993/1994? U vermeldt voorts dat op de ontwerp structuurvisie (welke?) inspraak is verleend. Tenminste een der insprekers heeft nooit meer iets van u vernomen naar aanleiding van zijn opmerkingen terzake. Wat is uw verklaring voor deze gang van zaken nu blijkt dat de ontwerp structuurvisie 1994 naar Provinciale Staten is gezonden? In de regiovisie Groningen-Assen 2030 waaraan Noordenveld zich heeft gebonden wordt voor de jaren tot 2010 woningbouw gepland in de richting van Leek. Wat is in dit verband nog de status van de ontwerp structuurvisie 1994 (die op dit cruciale punt van woningbouwlocaties een geisoleerde en niet onderbouwde visie weergeeft)? Omdat de ontwerp structuurvisie geen formele status heeft en afwijkt van het convenant in het kader van de regiovisie achten wij deze onderbouwing in strijd met AWB art 3.2.

    2.11

    In de paragraaf Vooruitlopen op toekomstige woningbouwlocatie wordt zonder criteria en argumenten gemeld dat een permanent AZC niet aan de Hullenweg zal worden gevestigd. Voorts krabbelt u terug van uw voornemen om woningbouw te realiseren in de passage

    …de plannen voor de toekomstige ontwikkeling van het gebied zijn thans ook nog te weinig concreet om daaruit op zich de conclusie te trekken ten aanzien van de instandhoudingstermijn van het asielzoekerscentrum, zowel niet ten gunste alsook niet ten nadele van de aannemelijkheid van het maximum van vijf jaar

    Deze passage lijkt uit zijn verband gerukt en letterlijk ontleend te zijn aan een uitspraak van de bestuursrechter over het AZC in Ommen. In de eerste brief aan de bewoners wordt gerept van een toekomstige bouwbestemming, op de beruchte 5 Nov avond heeft u gezegd snel met een wijziging van bestemming te beginnen om de infrastructuur te kunnen gebruiken. Zoals eerder door ons gememoreerd werd op een der informatieavonden door bureau Bugel gedurende een vol uur een stratenplan en woningenschets van de toekomstige woonwijk getoond, die qua infrastructuur naadloos aansloten bij het AZC. U heeft dus wel degelijk in uw aanpak vooruitgelopen op deze toekomstige bestemming. Uw notitie en besluit zijn daarom in strijd met AWB art 3.46.

    2.12

    In de paragraaf Waarden van het gebied stelt u zonder meer dat het gebied niet een zodanige waarde bezit die een gebruik voor een tijdelijk AZC zou verbieden. In de ontwerpstructuurvisie 1993 en in de regiovisie Groningen – Assen 2030 worden aan het gebied wel waarden toegekend en u heeft zelf in samenwerking met IVN maatregelen genomen om de vlinderstand te bevorderen. Op de betreffende locatie komen volgens opgave IVN 22 (waaronder redelijk zeldzame) vlindersoorten voor van de 53 in Nederland voorkomende soorten. Een dergelijke concentratie noemt de Vlinderstichting uit Wageningen uitzonderlijk. Deze stichting heeft een herstelplan vor de landelijke vlinderstand opgesteld en roept gemeentelijke, provinciale en landelijke overheid op tot behoudsmaatregelen voor de nog bestaande soorten. Wat zijn nu uw inhoudelijke argumenten voor het gewijzigde algemene oordeel van geringe waarden? Bent u bereid uw oordeel te laten toetsen door onafhankelijke deskundigen terzake? Uw beroep hier op de tijdelijkheid van het AZC is buitengewoon curieus omdat de infrastructuur (en daarmee de aantasting via de geplande woningbouw) immers permanent bedoeld is. Wij wijzen in dit verband nogmaals op de nota Made in Holland die een caravankamp en intensieve bebouwing afwijst in beekdalen. Het niet wegen van dit aspect is in strijd met AWB art 3.2.

    2.13

    In de paragraaf Landelijke inpassing noemt u de beoogde beplanting een adequate landschappelijke inpassing. De soort beplanting die wordt voorgesteld is zes maanden per jaar bladloos. Waarom bent u niet bereid om op dit punt de bewoners tegemoet te komen door het aanleggen van een wal en zodanige beplanting dat de caravans volledig aan het zicht worden onttrokken? De afstand tussen het AZC en de woonwijk is volgens ons gemiddeld kleiner dan bij andere AZC-s in de regio. Hoe weegt u de nabijheid van een AZC bij een woonwijk in de geschiktheid van een locatie? Het niet wegen van dit aspect in in strijd met AWB art 3.2.

    Bij het noemen van afstanden tot omwonenden laat u de meest gedupeerde bewoner op Hullenweg 16 weg, die recht tegenover de ingang woont op 30 m afstand. Bovendien gaat het bij overlast veelal om bronnen buiten de caravans zodat de afstanden kleiner zijn dan u noemt. Erkent u deze onzorgvuldige weergave en zou u dat willen corrigeren?

    In de paragraaf Inrichtingsplan enigszins aangepast stelt u marginale wijzigingen voor. Aangezien het plan nauwelijks aanknopingspunten biedt voor een beoordeling daarvan, nemen wij deze verbeteringen onder dank als kennisgeving aan.

    2.14

    In de paragraaf Afwijken van welstandsadvies wordt gewag gemaakt van het vernietigende advies van de provinciale welstandscommissie. De gemeente kronkelt zich vervolgens in allerlei bochten om dit advies te negeren. Zo wordt gesteld op pag 16

    voorop staat de inrichting van een tijdelijk asielzoekerscentrum en in mindere mate de afstemming op de omgeving of integratie met de omliggende voorzieningen en woonwijken

    Deze redenering staat haaks op het belangrijkste en eerste criterium dat u zegt te hanteren bij het selecteren van locaties, namelijk de aanwezigheid bij een grote woonkern vanwege de daar aanwezige voorzieningenen de mogelijke stedenbouwkundige inpassing. In het verslag van 5 Nov komt de uitspraak voor

    … Op al deze punten voldoet de locatie dus aan de criteria die het mogelijk maken om daar op korte termijn een centrum te realiseren. Daarbij wordt zorgvuldig gekeken naar de stedenbouwkundige inpassing in de gegeven situering …

    Hoe verenigt u deze uitspraken? Verderop op pag 17 stelt u

    De gemeente heeft geen enkele reden om aan de expertise van "Oranjewoud", bekend met zowel de situatie ter plaatse alsook het beoogd doel van het beplantingsplan te twijfelen

    Hoewel u dat niet expliciet zegt, lijkt u hiermee te willen zeggen dat plannen van dat ingenieursbureau per definitie goed zijn en niet meer hoeven te worden getoetst. De welstandscommissie is er toch juist voor om de kwaliteit van die plannen te bewaken. Nog verder op die pagina lijkt u te zeggen dat voor tijdelijke bouwwerken andere criteria van welstand gelden dan voor definitieve bouwerken. Is dat uw standpunt? Welke zijn dan die criteria en hoe laat u dat toetsen? Negeren van het welstandsadvies leidt rechtstreeks tot hogere planschade. Acht u dat verantwoord gelet op uw pleidooi voor het zorgvuldig omgaan met overheidsgeld? In hoeverre beschouwt u het welstandsadvies een onderbouwing voor ons tweede rapport waarin wij tot dezelfde conclusies komen en daarmee tot de ongeschiktheid van deze locatie?

    Buitengewoon merkwaardig is uw beroep op vroegere niet meer geldende wetten en op toekomstige nog niet bestaande wetten. Is dat een excuus om de huidige wet terzijde te schuiven? Uw motivatie om het advies te negeren is ondeugdelijk.U handelt hiermee in strijd met AWB art 3.50.

    2.15

    In de paragraaf Voetpad gaat u erg gemakkelijk voorbij aan de onacceptabele situatie die ontstaat voor de woningen langs het voetpad. Los van het feit wiens grond dat is, blijft staan dat vlak langs deze huizen een intensieve verkeersstroom zal bestaan die de privacy van die bewoners in het bijzonder aantast. Welke criteria hanteert u bij het beoordelen van die privacy aantasting? U wekt sterk de indruk dit privacy aspect niet te wegen en handelt daarmee in strijd met AWB art 3.4 lid 2.

    2.16

    In de paragraaf Verkeers(veiligheids)aspecten wordt gesproken van een advies van de Grontmij terzake. Wanneer is dat advies gevraagd en kunnen wij dat inzien op grond van de wet openbaarheid bestuur? In de ontwerp structuurvisie 1993 staat expliciet dat de Hullenweg voor wijkontsluiting ongeschikt is. Zonder enig nieuw argument is die bewering uit de ontwerp structuurvisie 1994 verwijderd. Welke nieuwe inzichten hebben hiertoe geleid? De Hullenweg wordt frequent gebruikt door zandauto’s. Dit is vigerend gemeentelijk beleid omdat anders deze auto’s door de kom van Roderesch of Nieuw Roden zouden moeten rijden. U acht desondanks fietsverkeer op de Hullenweg veilig. Wij zouden het op prijs stellen als u in overleg met ons de VVN of een andere deskundige onafhankelijke instantie op dit punt om advies vraagt. Leden van onze vereniging fietsen regelmatig over de Hullenweg en met name de zandauto’s maken de situatie onoverzichtelijk en gevaarlijk. Wij delen uw visie dus niet en vragen u om uw standpunt over fietsverkeer te onderbouwen. Uw plan om van de Hullenweg een 30 km weg te maken terwijl het een wijkontsluitingsweg zou moeten worden is eveneens merkwaardig. Betekent dit dat de Roderweg ook een 30 km wordt? Welk beleid hanteert u op dit punt? Het niet wegen van dit aspect is in strijd met AWB art 3.2.

    2.17

    In de paragraaf Besluit woon- enverblijfsgebouwen milieubeheer stelt u dat art 52 van de woningwet niet behoeft te worden toegepast. Niet elke caravan is echter geschikt en toegestaan voor het bedoelde gebruik in een AZC. Aangezien de plannen nauwelijks inzage geven in het soort caravan, willen wij een expliciete verklaring van u (zonodig ondersteund door advies van een ter zake deskundige) dat de beoogde caravans aan alle geldende eisen voor het gebruik in een AZC als (tijdelijke) woning voldoen. Calamiteiten bij onjuist gebruik zullen immers directe gevolgen kunnen hebben voor de omwonenden. Het niet wegen van dit aspect in in strijd met AWB art 3.2.

    2.18

    In de paragraaf Planschade stelt u zich zeer wettisch op. In eerdere gesprekken heeft u (met name Wethouder Hartholt) zich moreel verplicht getoond om nu reeds geleden planschade te vergoeden. Indien uit verklaringen van makelaars zou blijken dat nu al verkochte huizen en in de nabije toekomst te verkopen huizen voor een lagere prijs zijn verkocht of worden verkocht vanwege het geplande AZC, bent u dan bereid aan die morele verplichting inhoud te geven? Nergens is een AZC zo in de etalage van een woonwijk geplaatst, een woonwijk die zelf aan zeer strenge eisen van welstand vanwege het zicht vanuit het beekdal voldoet.

    In de enkele gesprekken tussen u en de vereniging hebben wij voor het verdere overleg over de invulling o.a. die planschade afwikkeling (dus nog voor dat het besluit onherroepelijk is) een onderdeel van de besprekingen genoemd en u heeft dat beaamd. De gemeente Middenveld heeft inmiddels de verantwoordelijkheid aanvaard voor de waardevermindering van aanliggende huizen los van de mogelijkheid of deze schade op het COA kan worden verhaald. Wat zijn uw motieven om zich achter het COA te verschuilen? Voor burgers zou u toch op dit punt aanspreekbaar moeten zijn zonder meer? Het niet wegen van dit aspect in in strijd met AWB art 3.2.

    2.19

    In de paragraaf Toezicht en veiligheid begint u met te spreken over de stationering van extra personeel van de politie. Op de informatie avond van 5 Nov heeft u gezegd dat er twee agenten op het AZC zullen worden geplaatst en twee agenten aan de regiopolitie zullen worden toegevoegd. Dat aantal is waarschijnlijk gerelateerd aan het aantal asielzoekers. Toen werden er 400-600 voorzien, nu zijn het er zonder verdere argumenten 600 geworden. De COA-formule zal dus op een hoger aantal agenten uitkomen. Welk aantal agenten garandeert u dat er materieel op het AZC zullen zijn en daarboven in Noordenveld aan de sterkte zullen worden toegevoegd? Wij stellen een lucide antwoord op prijs omdat de praktijk helaas uitwijst dat wegens het gebrek aan adequaat opgeleide agenten zulke beloften verdampen tot toewijzing van middelen aan het politiebudget, beloften die geen enkele bijdrage aan de veiligheid sorteren. Ook komt de passage voor

    De ervaring leert dat eventuele overlast van een asielzoekerscentrum voor de omgeving beperkt is

    Afgezien van het feit dat alle andere ons bekende AZC-s veel verder van een woonwijk liggen, waardoor de overlast structureel wordt beperkt is deze passage in strijd met de ervaringen in ten Boer, zoals in de de plaatselijke pers o.a. NvhN van 3 Aug is bericht. Bewoners zijn daar woedend over de maandenlang voortdurende overlast en het onvermogen van het COA en de onwil van B&W om daar tegen op te treden. Kent u deze en vergelijkbare feiten? Waarop berust dan uw oordeel? De door u aangehaalde passage lijkt overigens bijna letterlijk overgeschreven van het "Ommen" arrest van de bestuursrechter. Welke bepalingen in de bestuursovereenkomst wilt u aanscherpen, dan wel extra laten opnemen om toezicht en veiligheid zeker te stellen? Het niet wegen van dit aspect in in strijd met AWB art 3.2.

    2.20

    In de paragraaf Vooringenomenheid spreekt u uw teleurstelling uit over de beschuldigingen van persoonlijke betrokkenheid van sommige leden van B&W. Dit is een heikel punt, wij geven dat volmondig toe. In het gesprek dat wij op 9 Nov 1998 met de fractie Gemeentebelangen hadden, hebben wij opgemerkt dat volgens berichten in de pers een der mogelijke AZC locaties die door het COA zijn genoemd het RONO strand is. Vervolgens is aan wethouder Hartlief de vraag voorgelegd of zij zakelijke belangen heeft bij het RONO strand. Zij heeft dat bevestigd en uit eigen beweging verklaard regelmatig te worden benaderd met de vraag of zij medewerking wilde verlenen aan een AZC-vestiging aan het RONO strand. U kunt en wilt tot op heden niet schriftelijk verklaren dat nimmer een terrein of locatie voor de AZC-vestiging in bespreking is geweest waarbij een der leden van B&W zakelijke belangen heeft (gehad)? Wij achten dit in strijd met AWB art 2.4.

    2.21

    In de paragraaf Wet openbaarheid bestuur verschuilt u zich achter de onwil van het COA om het zogenaamde "Oranjewoud"rapport openbaar te maken. Het moge zo zijn dat het COA dat niet wil, maar het was en is(!) uw autonome keuze om daarmee genoegen te nemen en toch met het COA verder te onderhandelen. Waarom heeft u zich zo laks opgesteld in die onderhandelingen? Van een pro actief gemeentebestuur verwachten wij dat zij vanwege het belang van haar burgers openbaarheid verlangt op straffe van afbreken van de onderhandelingen. De ambtelijke notitie spreekt ook over onderliggende stukken. Derhalve valt niet in te zien waarom het "Oranjewoud rapport" niet beschikbaar kan worden gesteld. U kent uiteraard de inhoud van dat rapport. Uit betrouwbare bron hebben wij vernomen dat in dat rapport kritisch wordt gesproken over de verkeersontsluitbaarheid. Het negeren van die kennis achten wij in strijd met AWB art 3.2. Overigens hebben wij rechtstreeks het COA gevraagd om relevante rapporten die aan de besluitvorming ten grondslag hebben gelegen aan ons ter beschikking te stellen. Het COA heeft toegegeven dat er voor deze locatie een rapportage is gemaakt. Tegelijk heeft zij zich op het standpunt gesteld dat het niet verplicht is om enig rapport te overleggen aangezien die bij de besluitvorming geen rol hebben gespeeld en dus niet vallen onder de wet openbaarheid bestuur. De uitspraken van de gemeente en het COA sporen niet met elkaar.

    2.22

    In de paragraaf Conclusies gaat u heel gemakkelijk om de kritische onderwerpen zoals stedenbouwkundig aanzien, verkeersontsluiting en de permanente infrastructuur heen. Een groot aantal door ons opgeworpen relevante vragen zijn door u niet beantwoord. Deze antwoorden zouden toch een rol moeten spelen bij de conclusies. Hoe beoordeelt u de verschillende argumenten (zoals gezegd ontbreekt uw eigen standpunt) en hoe weegt u de verschillende aspecten onderling? In de notitie wordt simpelweg gesteld dat alle bedenkingen hiermee zijn besproken, terwijl dat bij nadere analyse niet het geval blijkt. Het is toch een eis van behoorlijk bestuur dat u zelf op de vragen ingaat en het niet aan de indieners overlaat of een vraag ergens impliciet is beantwoord. Met name het uitblijven van antwoorden op de in ons bedenkschrift gestelde en hier herhaalde en geherformuleerde vragen is een indicatie voor uw onzorgvuldige en onjuiste werkwijze.

    3. Bezwaren in samenhang

    In deze paragraaf geven wij de hoofdlijnen van ons bezwaar puntsgewijze weer. Voor onderliggende argumenten en documenten verwijzen wij naar paragraaf 2.

    Dit alles verhoudt zich niet met de basisregel van openbaar bestuur, namelijk dat er van een gedegen en consistente belangenafweging zonder vooringenomenheid sprake moet zijn. Door uw werkwijze zijn wij als omwonenden van het potentiele AZC in onze democratische en materiele belangen geschaad, immers een andere, een betere en een beter aanvaarde oplossing dreigt door uw werkwijze illusoir te worden. Zoals gezegd en beargumenteerd achten wij deze werkwijze in strijd met AWB art 2.4, art 3.2, art 3.3, art 3.4, art 3.46, en art 3.50.

    4. Tenslotte

    Wij begrijpen dat u als gemeentebestuur tussen meerdere vuren zit. Het landelijke asielbeleid zadelt de gemeenten op met de onredelijke klus om voor een structureel probleem telkens een ad hoc oplossing te zoeken. Helaas is het nooit tot een dialoog tussen ons gekomen. In uw bestuurlijke opvattingen paste dat niet. Daarmee zijn alle problemen die met de vestiging van een AZC aan de Hullenweg gepaard kunnen gaan voor uw directe en persoonlijke verantwoording. U kunt daar nog een eind aan maken door de probleemkluwen van een AZC en in het bijzonder een AZC aan de Hullenweg onder ogen te zien als een kwestie die bestuur en burgers samen kunnen en willen oplossen. Er is slechts democratische moed voor nodig om in te voelen welke enorme frustraties er bij ons leven. Het landelijke beleid schijnt nu veranderd te worden en dat zou voor u een gouden kans kunnen en eigenlijk moeten zijn om op grond van deze bezwaren uw besluit te heroverwegen. De kloof van wantrouwen die thans bestaat tussen B&W en de buurtbewoners zou een beetje kleiner kunnen worden.

    Noordenveld trekt vaker publiciteit met juridische procedures tussen bestuur en burgers. Die doen ons allen geen goed. Ook wij moeten helaas na indiening van dit bewaarschrift omdat het COA met de werkzaamheden kan beginnen naar de bestuursrechter stappen voor een voorlopige voorziening. Dat is betreurenswaardig maar wellicht ook een aansporing om achter deze doven dialoog een punt te zetten. Bent u bereid om onafhankelijk van en vooruitlopend op de uitspraak van de bestuursrechter met de vereniging Natuurlijk Roderveld open en reëel te overleggen over de opvang van asielzoekers in onze gemeente? Wij waren, zijn en blijven daartoe bereid.

     

    Namens de vereniging Natuurlijk Roderveld,

    Hoogachtend,

     

    J. de Monchy M. Brandenburg

    Voorzitter Secretaris