Overwegingen

Algemeen

De commissie gaat in haar overwegingen in op alle afzonderlijke bezwaren. Daar waar echter sprake is van bezwaren met een gelijke strekking, wordt verwezen naar de overwegingen naar aanleiding van eerder behandelde bezwaren. Voor de duidelijkheid zijn de bezwaren waarop de overwegingen betrekking hebben nogmaals cursief afgedrukt.

Commentaar

De gemeente conformeert zich aan de werkwijze van de Commissie.
De gemeente hecht er echter aan om allereerst op te merken dat burgemeester en wethouders hebben te beslissen omtrent een aanvraag zoals die bij hen is ingediend. Het bestaan van alternatieven kan hen slechts tot het onthouden van medewerking nopen, indien door gebruikmaking van een alternatief een aanzienlijk beter resultaat kon worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren, hetgeen hen niet is gebleken.
De gemeente is er voorts mee bekend dat ter weerlegging van bezwaren niet kan worden volstaan met een verwijzing naar de uitspraak van de rechtbankpresident op het schorsingsverzoek inzake de art. 17 WRO- vrijstelling c.q. de door de President in die uitspraak gemaakte afweging niet zonder meer in de plaats kan worden gesteld van de afweging die de gemeente in het kader van deze bezwaarschriften- procedure dient te maken. Desalniettemin hecht de gemeente veel waarde aan de beoordeling/ overwegingen van de bestuursrechter, niet in die zin dat de gemeente zich daarachter wenst te verschuilen, doch in de zin dat daaruit mag blijken dat de gemeente zich in haar opvatting weet gesteund door de bestuursrechter. Het is dan ook met name om die reden dat de gemeente niet zal schromen de beoordeling/ overwegingen van de bestuursrechter hierbij te betrekken.
Voorts acht de gemeente zich gerechtigd om voor haar opvattingen te verwijzen naar andere onderliggende stukken, die bekend mogen worden verondersteld.

ad 1

U maakt misbruik van art 17 WRO doordat U een definitieve infrastructuur op het terrein realiseert.

Wettekst artikel 17 Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO):

1
Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op een voor een bepaalde termijn voorgenomen afwijking van een bestemmingsplan voor die termijn vrijstelling verlenen van dat plan. De termijn kan, ook na mogelijke verlenging, ten hoogste vijf jaren belopen. Het derde lid van artikel 15 is van overeenkomstige toepassing.

2
Bij een bestemmingsplan kan worden bepaald, dat de toepasselijkheid van dit artikel is uitgesloten indien het belang ter bescherming waarvan een bepaalde bestemming in het plan is opgenomen, zich niet verdraagt met een vrijstelling als bedoeld in het eerste lid.

3
Burgemeester en Wethouders zenden van iedere vrijstelling onverwijld afschrift aan de inspecteur van de ruimtelijke ordening.

4
Na het verstrijken van de in het eerste lid genoemde termijn is degene aan wie de vrijstelling is verleend of diens rechtsopvolger verplicht de met het bestemmingsplan strijdige situatie te zijner keuze hetzij in de vorige toestand te herstellen, hetzij met het bestemmingsplan in overeenstemming te brengen.

Naar het oordeel van de commissie valt uit de samenhang en het onderling verband van de bezwaren af te leiden dat de kern van de bezwaren is dat er geen sprake is van tijdelijkheid in de zin van artikel 17 WRO. Dit blijkt expliciet uit hetgeen namens de Vereniging Natuurlijk Roderveld tijdens de zitting van de bezwarencommissie naar voren is gebracht en wordt nog eens onderstreept door verwijzing naar tijdelijke AZC 's waarbij ook na het verstrijken van de 5 jarentermijn de opvang is blijven voortbestaan. De commissie is van oordeel dat op dit punt de bezwaren gegrond zijn, omdat door Burgemeester en Wethouders onvoldoende is gemotiveerd dat sprake is van de wettelijk voorgeschreven tijdelijkheid van de opvang aan de Hullenweg.
De opvang van asielzoekers op zich kan immers niet als tijdelijk worden beschouwd. Dit dient ook te worden opgemaakt uit cijfers die het COA op verzoek van de commissie heeft overgelegd (prognoses over de aantallen waaruit een toename blijkt). Juist gelet hierop hadden Burgemeester en Wethouders naar het oordeel van de commissie dienen na te gaan op grond waarvan de opvang op het terrein aan de Hullenweg als tijdelijk kan worden aangemerkt. Door Burgemeester en Wethouders is echter op geen enkele manier aangegeven (noch bij het COA onderzocht) op welke gronden men van mening is dat hiervan sprake is.
Aan de commissie is op dit punt desgevraagd slechts vermeld dat de opgevangen asielzoekers te zijner tijd zullen worden overgeplaatst naar elders. Dit acht de commissie echter onvoldoende nu daarbij niet onderbouwd is aangegeven dat elders daadwerkelijk capaciteit aanwezig zal zijn, mede gelet op de eerder genoemde prognoses van het COA . Daarbij komt dat, uit de wijze waarop de huurovereenkomst tussen de gemeente en het COA is geredigeerd, volgt dat de gemeente bij een ontruiming van het AZC over 5 jaar geen belang heeft, tenzij tegen die tijd sprake is van een gewijzigd bestemmingsplan. In artikel 10a is namelijk bepaald dat, indien het COA de infrastructuur verwijdert, met de gemeente wordt overlegd over de kosten daarvan. Dit brengt een financieel risico voor de gemeente met zich mee. Ten aanzien van het realiseren van een infrastructuur met een definitief karakter heeft de commissie overwogen dat deze pas werkelijk definitief kan worden na het volgen van een met rechtswaarborgen omklede bestemmingsplanprocedure.
Op grond van deze overwegingen acht de commissie dit bezwaar gegrond.

Commentaar

De gemeente kan de Commissie niet volgen in de opvatting dat er geen sprake is van voldoende objectieve aanknopingspunten waaruit de tijdelijkheid in de zin van art. 17 WRO van het in geding zijnde AZC zou mogen blijken. Daarvoor mag met name worden verwezen naar het art. 17 WRO- vrijstellingsbesluit en de daarop gebaseerde tijdelijke bouwvergunning met instandhoudingtermijn, naar de zeer uitvoerige beschouwingen/ overwegingen die daaraan zijn gewijd in de daaraan ten grondslag liggende notitie, alsmede naar zowel de Bestuurs- als de huurovereenkomst tussen het COA en de gemeente als het raadsvoorstel en -besluit dat daaraan ten grondslag ligt, waaraan ook wordt gerefereerd in de verweren/ verweerschriften in de richting van de rechtbank.
De bestuursrechter is met de gemeente van mening dat het besluit tot vrijstelling voldoende is gemotiveerd, althans dat van onvoldoende motivering geen sprake is. Voorts heeft de bestuursrechter uitgesproken dat hem niet is gebleken dat de gemeente onvoldoende gegevens heeft verzameld om een verantwoorde beslissing te nemen.
Daar waar gesteld wordt:
"De opvang van asielzoekers op zich kan immers niet als tijdelijk worden beschouwd. Dit dient ook te worden opgemaakt uit cijfers die het COA op verzoek van de commissie heeft overgelegd (prognoses over de aantallen waaruit een toename blijkt). Juist gelet hierop hadden Burgemeester en Wethouders naar het oordeel van de commissie dienen na te gaan op grond waarvan de opvang op het terrein aan de Hullenweg als tijdelijk kan worden aangemerkt.
Door Burgemeester en Wethouders is echter op geen enkele manier aangegeven (noch bij het COA onderzocht) op welke gronden men van mening is dat hiervan sprake is. Aan de commissie is op dit punt desgevraagd slechts vermeld dat de opgevangen asielzoekers te zijner tijd zullen worden overgeplaatst naar elders. Dit acht de commissie echter onvoldoende nu daarbij niet onderbouwd is aangegeven dat elders daadwerkelijk capaciteit aanwezig zal zijn, mede gelet op de eerder genoemde prognoses van het COA ."
kan de gemeente de Commissie evenmin volgen, in welk verband het volgende.
De benadering van de Commissie roept herinneringen op aan de veel beperktere reikwijdte/ strekking van art. 17 WRO voor de wetswijziging van 1985. Voordien was het niet mogelijk om via een tijdelijke vrijstelling te voorzien in een niet-tijdelijke (permanente) behoefte, zoals de Commissie kennelijk aanneemt ten aanzien van de opvang van asielzoekers. Anders dan de Commissie meent, is het zeer wel mogelijk om ter voorziening in een permanent noodzakelijke opvang van asielzoekers een tijdelijke vrijstelling in de zin van art. 17 WRO te verlenen, mits op grond van voldoende objectieve aanknopingspunten waaruit de tijdelijkheid van het in geding zijnde AZC blijkt.
De door de gemeente aangedragen objectieve aanknopingspunten voldoen aan de eisen die daaraan in de meest recente jurisprudentie worden gesteld en waaraan de Commissie ten onrechte voorbij gaat, waar ze overweegt:
"Aan de commissie is op dit punt desgevraagd slechts vermeld dat de opgevangen asielzoekers te zijner tijd zullen worden overgeplaatst naar elders. Dit acht de commissie echter onvoldoende nu daarbij niet onderbouwd is aangegeven dat elders daadwerkelijk capaciteit aanwezig zal zijn, mede gelet op de eerder genoemde prognoses van het COA ."
Wanneer aan toepassing van art. 17 WRO de eis zou worden gesteld dat bij het begin van de maximale termijn van 5 jaar reeds aangegeven moet worden naar welke locaties de dan aanwezige asielzoekers overgebracht zullen worden, wordt toepassing van art. 17 WRO voor opvang en huisvesting van asielzoekers onmogelijk gemaakt. Dat is niet de bedoeling van de wetgever geweest en is ook niet de heersende opvatting in de jurisprudentie. Voldoende is wanneer concreet wordt aangegeven - bijvoorbeeld zoals gebeurd is door middel van de Bestuurs- en de huurovereenkomst - dat na afloop van de maximale periode van 5 jaar het asielzoekerscentrum ontruimd zal worden. Een absolute garantie daarvoor kan en behoeft echter niet te worden gegeven, zoals de Commissie kennelijk meent, waar ze de eis stelt dat nu reeds onderbouwd aangegeven dient te worden waar over 5 jaar daadwerkelijk vervangende capaciteit aanwezig zal zijn. Tot het onmogelijke is 00k de gemeente niet gehouden en de opvatting van de Commissie zou art. 17 WRO tot een dode letter ma ken, althans waar het betreft de opvang van asielzoekers.
Wanneer in een enkel uitzonderlijk geval blijkt dat een gemeente zich om bepaalde uitzonderlijke redenen niet houdt aan de maximale termijn van 5 jaren, kan dat geen argument zijn om in andere gemeenten geen vrijstelling ex art. 17 WRO te verlenen, wanneer vooraf voldoende objectieve aanknopingspunten voor de tijdelijkheid aan die vrijstelling ten grondslag worden gelegd.
Gemeten naar de huidige stand van de jurisprudentie, zoals 00k blijkt uit de uitspraak van de bestuursrechter, zijn die objectieve aanknopingspunten in voldoende mate aangedragen.
Daaraan doet evenmin afbreuk de regeling in de huurovereenkomst ten aanzien van het eventueel overnemen van infrastructurele werken, waarvoor ook mag worden verwezen naar de navolgende citaten uit de beoordeling/ overwegingen van de bestuursrechter:
"Uit deze bepaling van de huurovereenkomst met betrekking tot de mogelijkheid van het in stand laten van (infrastructurele) voorzieningen kan dan ook niet worden afgeleid dat de overeenkomst in strijd komt met hetgeen daarover in artikel 17 van de WRO is bepaald."
en
"Uit het vorenstaande volgt dat de verleende vrijstelling ex artikel 17 van de WRO naar verwachting in rechte zal kunnen worden gehandhaafd."
Waar de Commissie opmerkt dat uit de wijze waarop de huurovereenkomst tussen de gemeente en het COA is geredigeerd volgt dat de gemeente bij een ontruiming van het AZC over 5 jaar geen belang heeft, valt op dat de Commissie daarop niet terugkomt.
Dat de gemeente geen belang zou hebben bij ontruiming van het AZC over 5 jaar is onluist en kan niet worden gebaseerd op de bepaling in de huurovereenkomst, dat partijen voor het geval de infrastructuur niet voor een nieuwe woonbestemming Denut kan worden over de kosten van verwijdering daarvan zullen overleggen.
Het belang van de gemeente bij ontruiming en herstel in de vorige toestand is in de eerste plaats de taak van de gemeente om handhavend op te treden na afloop van de maximale termijn van de vrijstelling ex art. 17 WRO. Daar bestaat immers in beginsel een handhavingsplicht.
In de tweede plaats heeft zowel de gemeente als het COA zich op dit punt verbonden in zowel de Bestuurs- als in de huurovereenkomst.
Een en ander betekent dat omwonenden de gemeente kunnen aanspreken op handhaving, wanneer geen ontruiming na afloop van de 5 jarentermijn zou plaatsvinden.
Zoals gezegd, daarvan kan alleen sprake zijn in uitzonderlijke situaties, omdat slechts dan van handhaving kan worden afgezien. De kosten verbonden aan ontruiming en verwijdering leveren niet een zodanige uitzonderingssituatie op.
Anders dan de Commissie acht de gemeente dit bezwaar ongegrond.

 

ad 2

U pleegt koehandel door de keuze van de locatie te koppelen aan een toekomstige woonbestemming

De commissie concludeert dat een koppeling van de locatie aan een toekomstige woonbestemming op zich niet ontoelaatbaar is. Evenals bij de overwegingen ten aanzien van bezwaar 1. is gesteld, geldt dat die eventuele toekomstige woonbestemming slechts kan worden gerealiseerd door middel van het volgen van een met waarborgen omgeven bestemmingsplanprocedure. De commissie acht dit bezwaar ongegrond.

Commentaar

Hoewel het oordeel van de Commissie op dit punt juist is, dient we opgemerkt te worden dat geen sprake is van een expliciete koppeling van de locatie van het AZC aan een toekomstige woonbestemming. Gelet op het uit de onderliggende stukken blijkende gemeentelijk beleid en de contourlijn zoals aangegeven in het Provinciaal omgevingsplan Drenthe (functiekaart), blijkt dat in de nabije toekomst - maar naar verwachting niet de eerste 5 jaren - woningbouw in het plangebied Roderveld IV een zeer reële mogelijkheid is.
De omtrent de mogelijk in de toekomst aan deze locatie te geven woonbestemming kenbaar gemaakte bezwaren kunnen in deze procedure niet worden meegenomen in de beoordeling, aldus ook de bestuursrechter.
Met de Commissie acht de gemeente dit bezwaar ongegrond.

ad 3

De inwoners van NoordenveId hebben geen inspraak gehad in de locatiekeuze

De keuze van de locatie is naar het oordeel van de commissie een niet voor bezwaar en beroep vatbaar besluit. Het bestreden besluit betreft de toepassing van artikel 17 WRO. Tot de overwegingen met betrekking tot het verlenen van een bouwvergunning met toepassing van artikel 17 WRO hoort niet de keuze van de locatie. In het kader van artikel 17 WRO behoort wel een belangenafweging plaats te vinden. Deze belangenafweging dient zich echter te beperken tot de elementen waarop de aanvraag betrekking heeft. Wellicht ten overvloede merkt de commissie in dit verband op dat zij de Inspraakverordening niet op de locatiekeuze van toepassing acht. De commissie acht dit bezwaar niet ontvankelijk.

Commentaar

Het uitgangspunt is dat burgemeester en wethouders hebben te beslissen omtrent een aanvraag zoals die bij hen is ingediend. Het bestaan van alternatieven kan hen slechts tot het onthouden van medewerking nopen. indien door gebruikmaking van een alternatief een aanzienlijk beter resultaat kon worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren, hetgeen hen niet is gebleken.
Uit de strekking van het advies van de Commissie zou opgemaakt kunnen worden dat de gemeente voor de toepassing van art. 17 WRO geen alternatieve locaties in de beoordeling had behoeven te betrekken, hetgeen echter opgevat zou kunnen worden als een mogelijke miskenning van de strekking van art. 17 WRO (Wnd. Vz. Afdeling rechtspraak Raad van State, 27 november 1990, No. R03.90.7201/S1825).
Uit onderliggende stukken blijkt evenwel dat de gemeente meerdere locaties de revue heeft laten passeren en op basis van zichzelf gestelde randvoorwaarden tot een locatiekeuze is gekomen.
Als direct uitvloeisel daarvan acht de gemeente in afwijking van het advies van de Commissie het bezwaar ten aanzien van de totstandkoming van de locatiekeuze niet niet-ontvankelijk, doch ongegrond.
Zoals ook onderkend door de bestuursrechter berust de gemaakte keuze op de eigen verantwoordelijkheid van de gemeente.
Voorts heeft de bestuursrechter uitgesproken dat de gemeente zich terecht op het standpunt heeft kunnen stellen dat de inspraakverordening van de voormalige gemeente Roden hierop niet van toepassing is.
Ten aanzien van het niet van toepassing zijn van de inspraakverordening op de locatiekeuze acht de gemeente met de Commissie het daartegen gerichte bezwaar niet-ontvankelijk.

ad 4

Een kamp met 120 caravans moet niet tegen of in een woonwijk geplaatst warden.

De afweging of een centrum met 120 stacaravans op een terrein, grenzend aan een woonwijk, kan worden gesitueerd, dient te worden gemaakt vanuit het oogpunt van weistand. Naar het oordeel van de commissie is voorshands onvoldoende aangevoerd op grond waarvan van het welstandsadvies kan worden afgeweken. Het tijdelijk zijn van het plan kan op zichzelf daarvoor geen argument zijn omdat het welstandsadvies ook vereist is bij tijdelijke bouwwerken in het kader van artikel 17 WRO. De commissie overweegt voorts dat door beplanting van het omliggende terrein een zodanige inpassing in de bestaande omgeving kan worden bereikt, waardoor de bezwaren van de welstandscommissie voldoende kunnen worden ondervangen. Het huidige beplantingsplan voldoet daaraan niet omdat daarin in bladverliezende boomsingels wordt voorzien. De commissie acht dit bezwaar gegrond.

ad 5

Een kamp met 120 caravans moet niet in de etalage van een woonwijk geplaatst warden.

De commissie verwijst naar haar overwegingen ten aanzien van bezwaar 4.

Commentaar t.a.v. ad 4 en 5

Voor de goede procesorde dient vooreerst opgemerkt te worden dat het gestelde onder ad 4 als bedenking naar voren is gebracht en het gestelde onder ad 5 als bezwaar.
In de notitie alsook in het verweer(schrift) voor de rechtbank is uitvoerig verwoord waarom de gemeente van mening is dat in de onderhavige situatie van het welstandsadvies kan worden afgeweken. Anders dan de Commissie kennelijk meent, wordt de locatiekeuze niet primair bepaald of beheerst door welstandsaspecten, doch spelen ook andere factoren daarbij een wezenlijke rol.
In de notitie is voorts verantwoording afgelegd voor het gekozen beplantingsplan, zulks ook onder afweging van een "Drentse wal". In het kader van deze procedure is het beplantingsplan - nogmaals -heroverwogen. Hoewel naar het oordeel van de - adviseur van de - gemeente het gekozen assortiment van het beoogd beplantingsplan zich goed leent voor de beoogde tijdelijke functie in de onderhavige situatie, namelijk het zo spoedig mogelijk landschappelijk inpassen van het tijdelijk asielzoekerscentrum, is in navolging van het advies van de Commissie de gemeente bereid om bezwaarmakers voor wat betreft de samenstelling van de boomsingels tegemoet te komen middels het opnemen van meer bladhoudende, groenblijvende beplanting in de boomsingels. Het gaat daarbij direct achter de woningen aan de Havixhorst om 2 rijen verschillende soorten huist (Ilex aquifolium en Ligustrum vulgare) met een aanplant- hoogte van respectievelijk ongeveer 100 tot 125 cm en 150 cm, alsmede langs de Loop, de westelijke grens van de AZC- locatie en langs de Hullenweg om een mix van laurierkers- (Prunus laurocerasus Rotundifolia) en Ligusterstruiken (Viburnum rhytidophyllum) met een aanplanthoogte van respectievelijk ongeveer 100 tot 125 cm en 80 tot 100 cm, zulks met een onderlinge plantafstand van ongeveer 150 cm. Anders dan sommige bezwaarmakers (veronder)stellen is er geen sprake van spierwitte caravans doch van een geelachtig/ bruine kleurstelling.
Het zonder dringende noodzaak volledig afzonderen, wegstoppen van medeburgers achter een aarden wal acht de gemeente misplaatst, hetgeen overigens ook een miskenning zou inhouden van de reikwijdte van een welstandsbeoordeling. Het aan het zicht onttrokken zijn dan wel worden impliceert namelijk op zich niet dat daarop het welstandsregime niet - meer - van toepassing is. Een welstandsbeoordeling impliceert trouwens evenmin een eenrichtingsdenken, het geldt over en weer, m.a.w. het is qua benadering niet uitsluitend voorbehouden aan de huidige bewoners.
Overigens is de bestuursrechter met de gemeente van mening dat het besluit tot vrijstelling voldoende is gemotiveerd, althans dat van onvoldoende motivering geen sprake is.
Voorts heeft de bestuursrechter uitgesproken dat hem niet is gebleken dat de gemeente onvoldoende gegevens heeft verzameld om een verantwoorde beslissing te nemen.
Voor zover dit betrekking heeft op de samenstelling (in de zin van het daarin opnemen van meer bladhoudende, groenblijvende beplanting) van de beplantingssingels direct achter de woningen aan de Havixhorst, aismede langs de Loop, de westelijke grens van de AZC- locatie en langs de Hullenweg acht de gemeente in navolging van de Commissie dat bezwaar gegrond, doch voor het overige ongegrond.

ad 6

Uw wijze van besluitvorming is in strijd met de Wet Openbaarheid van Bestuur.

Van enige strijd met de Wet Openbaarheid van Bestuur is de commissie niet gebleken. Overigens is de strijdigheid door bezwaarmakers niet onderbouwd en kent de Wet openbaarheid van bestuur een eigen beroepsgang. De commissie acht dit bezwaar ongegrond.

Commentaar

Met de Commissie acht de gemeente dit bezwaar ongegrond.

ad 7

Er is onvoldoende rekening gehouden met de belangen van de omwonenden

Naar het oordeel van de commissie is dit bezwaar te algemeen gesteld. Voor zover de in het belang zijn belangen zijn genoemd in de bezwaarschriften, heeft de commissie deze afgewogen. De commissie acht dit bezwaar ongegrond.

Commentaar

De bestuursrechter is niet gebleken dat de gemeente onvoldoende gegevens heeft verzameld om een verantwoorde beslissing te nemen.

Met de Commissie acht de gemeente dit bezwaar ongegrond.

ad 8

Het terrein zal nooit meer in de oorspronkelijke staat kunnen worden teruggebracht

Artikel 17, derde lid luidt als volgt: "Na het verstrijken van de In het eerste lid genoemde termijn is degene aan wie de vrijstelling is verleend of diens rechtsopvolger verplicht de met het bestemmingsplan strijdige situatie te zijner keuze hetzij in de vorige toestand te herstellen, hetzij met het bestemmingsplan in overeenstemming te brengen". In het kader van de afweging of artikel 17 WRO kan worden toegepast is derhalve van belang of het terrein weer in de oorspronkelijke bestemming wordt teruggebracht. De commissie acht dit bezwaar ongegrond.

Commentaar

De bestuursrechter heeft de verwachting uitgesproken dat de verleende vrijstelling ex artikel 17 van de WRO in rechte zal kunnen worden gehandhaafd, hetgeen dus ook impliceert dat de bestuursrechter met de gemeente van opvatting is dat het terrein in de oorspronkelijke staat kan worden teruggebracht.
Met de Commissie acht de gemeente dit bezwaar ongegrond.

ad 9

Aan de door U gedane keuze voor de onderhavige locatie ontbreekt elke inhoudelijke onderbouwing.

Tijdens de hoorzitting op 4 november 1999 hebben Burgemeester en Wethouders de criteria aangegeven voor de locatie voor het AZC:

Zoals reeds aangegeven in de overwegingen ten aanzien van bezwaar 3 is naar het oordeel van de commissie niet aan de orde in hoeverre deze criteria zich verhouden tot andere locaties. De commissie acht dit bezwaar niet ontvankelijk.

Commentaar

De inhoudelijke onderbouwing voor de onderhavige locatie dateert niet pas van 4 november 1999, doch is reeds gegeven in het raadsvoorstel van 20 april 1999 dat ten grondslag ligt aan de Bestuurs en huurovereenkomst.
De bestuursrechter heeft geoordeeld dat van onvoldoende motivering van het besluit tot vrijstelling geen sprake is.
Voorts heeft de bestuursrechter uitgesproken dat hem niet is gebleken dat de gemeente onvoldoende gegevens heeft verzameld om een verantwoorde beslissing te nemen.
Als verwoord onder ad 3 acht de gemeente het bezwaar ten aanzien van de totstandkoming van de locatiekeuze ongegrond.

ad 10

Er wordt een permanente infrastructuur aangelegd voor iets wat een tijdelijke bestemming heeft.

In het kader van de afweging of artikel 17 WRO kan worden toegepast is van belang of het terrein weer in de oorspronkelijke bestemming kan worden teruggebracht. Het is de commissie niet gebleken dat de aan te brengen infrastructuur na afloop van de termijn van vijf jaren niet verwijderd kan worden. De commissie acht dit bezwaar ongegrond. Zoals reeds aangegeven in de overwegingen ten aanzien van bezwaar 1, kan de aan te leggen infrastructuur niet definitief worden zonder een met waarborgen omklede gevoerde bestemmingsplanprocedure. De commissie acht dit bezwaar ongegrond.

Commentaar

Uit de bepaling van de huurovereenkomst met betrekking tot de mogelijkheid van het in stand laten van (infrastructurele) voorzieningen kan niet worden afgeleid dat de overeenkomst in strijd komt met hetgeen daarover in artikel 17 van de WRO is bepaald, zulks overeenkomstig als verwoord onder ad 1.
Met de Commissie acht de gemeente dit bezwaar ongegrond.

ad 11

De veiligheid van de bewoners van Noordenveld is onvoldoende gewaarborgd.

Naar het oordeel van de commissie is dit bezwaar te algemeen gesteld. Voor zover de in het geding zijnde belangen zijn genoemd in de bezwaarschriften, heeft de commissie deze afgewogen. Wel constateert de commissie dat als gevolg van de vestiging van het tijdelijk AZC in Roden aan het politiekorps 6 fulltime politieagenten zullen worden toegevoegd. De commissie acht dit bezwaar ongegrond.

ad 12

U kunt mij nog steeds niet duidelijk maken hoe U de veiligheid van de omwonenden zult waarborgen.

De commissie verwijst naar haar overwegingen ten aanzien van bezwaar 11. De commissie acht dit bezwaar ongegrond.

Commentaar t.a.v. ad 11 en 12

Voor de goede procesorde dient vooreerst opgemerkt te worden dat het gestelde onder ad 11 als bedenking naar voren is gebracht en het gestelde onder ad 12 als bezwaar.
Met de Commissie acht de gemeente dit bezwaar ongegrond.

ad 13 en 14

Er zijn betere locaties voor een AZC in de Gemeente Noordenveld. Op grond van reële criteria zijn er betere locaties voor een AZC in Roden; zie rapport Natuurlijk Roderveld!

De commissie verwijst naar haar overwegingen ten aanzien van bezwaar 3. De commissie acht dit bezwaar niet ontvankelijk.

Commentaar

Voor de goede procesorde dient vooreerst opgemerkt te worden dat het gestelde onder ad 13 (eerste volzin) als bedenking naar voren is gebracht en het gestelde onder ad 14 (tweede volzin) als bezwaar.
Voor een reactie op de door de vereniging gehanteerde criteria voor een locatiekeuze mag met name worden verwezen naar het dienaangaande gestelde in de pleitaantekeningen ten overstaan van de rechtbank.
Zoals ook onderkend door de bestuursrechter berust de gemaakte keuze op de eigen verantwoordelijkheid van de gemeente.
Als verwoord onder ad 3 acht de gemeente het bezwaar ten aanzien van de totstandkoming van de locatiekeuze ongegrond.

ad l5 en 16

De keuze van de huidige locatie is tijdens een geheim beraad genomen. De keuze van de huidige locatie is onterecht tijdens een besloten beraad genomen.

Zoals in de overwegingen ten aanzien van bezwaar 3 gesteld, is de keuze van de locatie niet aan de orde in het kader van de vraag of een juiste toepassing aan artikel 17 is gegeven. Hieruit volgt dat ook de wijze waarop de besluitvorming ten aanzien van de locatiekeuze in het kader van deze overweging niet ter discussie staat. Naar het oordeel van de commissie is hier sprake van een politieke keuze waarvoor een politieke verantwoording dient te worden afgelegd. De commissie acht dit bezwaar niet ontvankelijk.

Commentaar

Voor de goede procesorde dient vooreerst opgemerkt te worden dat het gestelde onder ad 15 (eerste volzin) als bedenking naar voren is gebracht en het gestelde onder ad 16 (tweede volzin) als bezwaar. Aan de locatiekeuze ligt een democratische besluitvorming ten grondslag. Van strijd met enige rechtsregel en/ of reglement van orde is geen sprake.

A's verwoord onder ad 3 acht de gemeente het bezwaar ten aanzien van de totstandkoming van de locatiekeuze ongegrond.

ad 17 en 18

Het landschap van het beekdal op het bedoelde terrein wordt ernstig verstoord. Het beekdal als identiteitsdrager van het landschap dient behouden te worden.

Naar het oordeel van de commissie is door bezwaarmakers niet aangetoond dat sprake is van een beschermd gebied. Evenmin blijkt uit het ter plaatse geldende bestemmingsplan Buitengebied dat sprake is van een gebied waar bijzondere waarden in het geding zijn. Inderdaad zal het landschap wijzigingen ondergaan. Dit is inherent aan toepassing van artikel 17 WRO. De commissie acht dit bezwaar ongegrond.

Commentaar

Voor de goede procesorde dient vooreerst opgemerkt te worden dat het gestelde onder ad 17 (eerste volzin) als bedenking naar voren is gebracht en het gestelde onder ad 18 (tweede volzin) als bezwaar. Het bestemmingsplan Buitengebied kent weliswaar een specifieke bestemming voor beekdalen, maar dat is voor het onderhavige gebied niet aan de orde.
Met de Commissie acht de gemeente dit bezwaar ongegrond.

ad 19

De komst van het grote aantal van 600 asielzoekers is een te grote belasting voor het dorp Roden alleen.

Naar het oordeel van de commissie betreft dit een niet onderbouwd bezwaar. De commissie overweegt dat de locatie is gelegen bij de relatief grote kern Roden, waar sprake is van een voldoende voorzieningenniveau. Zoals blijkt uit de criteria die Burgemeester en Wethouders hebben opgesteld ten behoeve van de locatiekeuze is dit aspect meegenomen in de belangenafweging. Daarbij is aangegeven dat 00k op het terrein van het AZC zelf bepaalde voorzieningen komen, zoals een school en een sportveld. De commissie acht dit bezwaar ongegrond.

Commentaar

De aanwezigheid van voorzieningen is juist één van de randvoorwaarden van en voor de gemeente geweest inzake het realiseren van een asielzoekerscentrum bij 1 van de 3 grotere kernen, te weten Norg, Peize of Roden.
Met de Commissie acht de gemeente dit bezwaar ongegrond.

ad 20 en 21

Het is beter om direct een permanent AZC te realiseren zonder eerst een tijdelijk centrum te bouwen. Het landelijk beleid is er op gericht aan permanente AZC's voorrang te geven boven tijdelijke centra.

Deze bezwaren acht de commissie niet relevant. Het betreft hier de keuze van de aanvrager alsnog akkoord te gaan met een tijdelijk centrum. De commissie acht deze bezwaren ongegrond. Overigens betreurt de commissie het dat het Centraal Orgaan opvang Asielzoeker hieromtrent tijdens de hoorzitting op 4 november 1999 geen duidelijkheid heeft kunnen verschaffen.

Commentaar

Voor de goede procesorde dient vooreerst opgemerkt te worden dat het gestelde onder ad 20 (eerste volzin) als bedenking naar voren is gebracht en het gestelde onder ad 21 (tweede volzin) als bezwaar. Vooropgesteld dient te worden dat niet de gemeente doch het COA is belast met de uitvoering van het landelijk asielbeleid. Hoe dan ook, het stadium van het vrijelijk kunnen kiezen uit voorkeuren is nog lang niet bereikt9 waarvoor ook mag worden verwezen naar hetgeen hierover ter zitting ten overstaan van de bestuursrechter namens het COA is verklaard en wel met name in die zin dat het COA in elk geval vooralsnog alle middelen dringend nodig heeft om asielzoekers onder te brengen en het zich dan 00k absoluut niet kan veroorloven om zich daarbij te beperken tot permanente onderkomens.
Met de Commissie acht de gemeente dit bezwaar ongegrond.

ad 22

Er is nog steeds geen actieve behandeling voor planschade.

De commissie overweegt dat ingevolge artikel 49 van de WRO een mogelijkheid tot vergoeding van planschade aanwezig is. Deze mogelijkheid is echter eerst aanwezig na het rechtens onaantastbaar worden van het bestreden besluit. De commissie oordeelt dat voor wat betreft een eventuele waardevermindering van hun woning bezwaarmakers niet in hun belangen worden getroffen nu er een mogelijkheid tot verhaal van eventuele schade aanwezig is. De commissie acht dit bezwaar ongegrond.

Commentaar

Voor het zo mogelijk verkrijgen van schadevergoeding kan een beroep worden gedaan op art. 49 WRO, waaromtrent bezwaarmakers dienaangaande trouwens ook afzonderlijk zijn bericht. Het causaal verband tussen vermeende schade en het bestreden besluit ontstaat eerst nadat het besluit rechtens onaantastbaar is geworden.
Met de Commissie acht de gemeente dit bezwaar ongegrond.

ad 23 en 24

Een goede verkeerstechnische ontsluiting aan do Hullenweg blijkt niet mogelijk. De Hullenweg blijkt voor wijkontsluiting ongeschikt: dit blijkt o.m. uit de structuurvisie 1993"

De commissie overweegt dat de Hullenweg waaraan het AZC wordt gevestigd en waarop de ontsluiting van het AZC plaatsvindt, een belangrijke ontsluitingsweg voor het betreffende gebied is. Aangegeven is dat de Hullenweg onder andere wordt gebruikt voor het vervoer van zand van de zandwinning nabij Een. Daarbij overweegt de commissie dat het aan een zijde van de weg geprojecteerde voetpad niet aansluit op het reeds bestaande voetpad.
Weliswaar is door Burgemeester en Wethouders tijdens de hoorzitting op 4 november 1999 aangegeven dat de Hullenweg ten tijde van de opening van het AZC een zogenaamde 30-kilometerweg zal zijn, van enige zekerheid hieromtrent is geen sprake. Ook bestaat naar het oordeel van de commissie onvoldoende duidelijkheid over eventueel andere fysieke verkeersmaatregelen die erop zijn gericht de verkeersveiligheid op de Hullenweg te garanderen.
De commissie acht het van belang dat Burgemeester en Wethouders in hun besluit in heroverweging duidelijk aangeven welke maatregelen in het belang van de verkeersveiligheid zullen worden getroffen.
Met name denkt de commissie hierbij aan de veiligheid van voetganger en fietsers. De commissie deelt overigens niet het standpunt van bezwaarmakers dat de Hullenweg in het geheel niet geschikt is voor ontsluiting van het AZC. Door het treffen van voldoende verkeersmaatregelen kan de Hullenweg voor dit doel geschikt worden gemaakt. De commissie acht deze bezwaren gegrond.

Commentaar

Voor de goede procesorde dient vooreerst opgemerkt te worden dat het gestelde onder ad 23 (eerste volzin) als bedenking naar voren is gebracht en het gestelde onder ad 24 (tweede volzin) als bezwaar. De kennelijk bedoelde ontwerp- structuurvisie 1993 heeft geen enkele status gehad, betrof slechts ambtelijke conceptteksten die geen vervolg hebben gekregen, in welke (concept)context het overigens ook ging om een woonwijk met circa 500 woningen.
Even afgezien van het feitelijk niet bestaan van een ontwerp- structuurvisie 1993, getuigt het van de zijde van bezwaarmakers overigens ook van weinig realiteitszin om te (veronder)stellen dat een AZC met maximaal 600 opvangplaatsen aanzienlijk meer verkeersbewegingen tot gevolg zal hebben dan een woonwijk met 160 (Roderveld IV) tot 500 woningen.
Zoals uit onderliggende stukken blijkt zijn van het begin af aan mogelijke verkeersonveilige situaties door de gemeente onderkend. Het is dan 00k niet voor niets dat van meet af aan de aanleg van een tijdelijk voetpad en het treffen van infrastructurele voorzieningen aan/ op de Hullenweg onderdeel hebben uitgemaakt van de onderhavige planvorming en procedure.
Desalniettemin dient de Commissie te worden nagegeven dat een omschrijving van de beoogde infrastructurele voorzieningen zowel voor wat betreft de realisering daarvan in de tijd gezien (in de notitie wordt gerefereerd aan het (concept)Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan) alsook qua aard en omvang (middels het concreet benoemen van de infrastructurele voorzieningen) voor aanvulling/ verduidelijking vatbaar is.
Naast de aanleg van het tijdelijk voetpad bestaan de infrastructurele voorzieningen aan/ op de Hullenweg uit het aanbrengen van een bebouwde kom accentuering nabij de nooduitgang van de AZC- locatie, het aanbrengen van 1 m brede rode fietsstroken aan weerszijden op de Hullenweg voor wat betreft het weggedeelte gelegen tussen de aan te brengen bebouwde kom accentuering en het fietspad naast de woning Hullenweg 4, voor welk weggedeelte tevens een 30 km snelheidsregime zal gaan gelden, aismede uit bet maken van een tweetal plateaus ter weerszijden van de (hoofd)ontsluiting van de AZC- locatie, inclusief de daarbij behorende voorzieningen in de vorm van bebording en/ of verlichting. Zoals 00k tijdens de hoorzitting gezegd is bet de bedoeling dat die infrastructurele voorzieningen zijn getroffen voordat het AZC als zodanig in gebruik wordt genomen. Onvoorziene omstandigheden voorbehouden zijn de infrastructurele voorzieningen klaar op 1 mei 2000, welke datum - nagenoeg - zal samenvallen met het moment waarop de eerste asielzoekers vallen te verwachten.
Hoewel inmiddels het GVVP is vastgesteld, waren in dit kader die infrastructurele voorzieningen zo nodig vooruitlopend op het GWP getroffen.
Daar waar de Commissie overweegt "dat het aan een zijde van de weg geprojecteerde voetpad niet aansluit op bet reeds bestaande voetpad" kan de gemeente de Commissie niet volgen. Anders dan de Commissie kennelijk veronderstelt sluit bet geprojecteerde voetpad we degelijk aan op het reeds bestaande voetpad langs de Hullenweg, tenzij de Commissie met die opmerking heeft beoogd aan te geven dat het reeds bestaande voetpad en bet geprojecteerde voetpad worden gescheiden door de Grasbroek, zijnde een bestaande wegontsluiting voor bet woongebiedje Grasbroek en Havixborst. Voor zover dit betrekking beeft op bet concreet noemen van bet moment van bet feitelijk uitgevoerd hebben van de beoogde infrastructurele voorzieningen alsook voor wat betreft de omschrijving van de aard en omvang daarvan acht de gemeente in navolging van de Commissie dat bezwaar gegrond, doch voor bet overige ongegrond.

ad 25 en 26

U heeft de omwonenden destijds misleid bij de koop van hun bouwgrond Door uw regiovisie" te negenen, heeft U de omwonenden misleid bij de aankeep van hun grond.

De commissie overweegt ten aanzien van deze bezwaren dat juist ten tijde van de verkoop van de meeste bouwkavels in het gebied sprake was van een voor de kopers nadeliger bestemming van het terrein waarop de bestreden vergunning betrekking heeft, namelijk een woonbestemming. Overigens sluiten de voornemens in de Regiovisie, welke zich uitspreekt voor woningbouw tussen Roden en Leek, niet uit dat op andere - niet genoemde - locaties gebouwd zal worden. A's planologisch kader zijn in dit verband het Streekplan en het Bestemmingsplan van belang. Enige misleiding is volgens de commissie niet aangetoond. De commissie acht deze bezwaren ongegrond.

Commentaar

Voor de goede procesorde dient vooreerst opgemerkt te worden dat het gestelde onder ad 25 (eerste volzin) als bedenking naar voren is gebracht en het gestelde onder ad 26 (tweede volzin) als bezwaar. Van gemeentewege is niemand misleid bij de aankoop van hun grond.
Op het wezen van de Regiovisie is in onderliggende stukken uitvoerig ingegaan.
Nog afgezien van de omstandigheid dat de Regiovisie woonbebouwing in het onderhavige gebied niet uitsluit, zullen er overigens in de tijd gezien niet of nauwelijks bezwaarmakers kunnen zijn die aannemelijk kunnen maken dat zij zich bij hun aankoop kennelijk hebben laten (mis)Ieiden door de Regiovisie. Met de Commissie acht de gemeente dit bezwaar ongegrond.

ad 27 en 28

1k venvacht gevaarlijke situaties als gevolg van het vele en snelle verkeer op de Hullenweg. Zoals deer U erkend zullen er gevaarlijke verkeerssituaties op de Hullenweg ontstaan.

De commissie verwijst naar haar overwegingen ten aanzien van de bezwaren 23 en 24. De commissie acht deze bezwaren gegrond.

Commentaar

Voor de goede procesorde dient vooreerst opgemerkt te worden dat het gestelde onder ad 27 (eerste volzin) als bedenking naar voren is gebracht en het gestelde onder ad 28 (tweede volzin) als bezwaar. Als verwoord onder ad 23 en 24 acht de gemeente dit bezwaar, voor zover dat betrekking heeft op het concreet noemen van het moment van het feitelijk uitgevoerd hebben van de beoogde infrastructurele voorzieningen alsook voor wat betreft de omschrijving van de aard en de omvang daarvan in navolging van de Commissie gegrond, doch voor het overige ongegrond.

ad 29 en 30

Ik wens geen uitzicht op een containerachtig complex met hekken en slagboom. Een uitzicht op een container- complex met hekken en slagboom voldoet niet aan redelijke welstandseisen.

De commissie verwijst naar haar overwegingen ten aanzien van bezwaar 4. Tevens wil de commissie vermelden dat geen sprake zal zijn van een uitzicht op een containercomplex. Het bouwplan voorziet in de plaatsing van stacaravans. De commissie acht deze bezwaren, voor zover betrekking hebbend op het onvoldoende gemotiveerd afwijken van het welstandsadvies, gegrond.

Commentaar

Voor de goede procesorde dient vooreerst opgemerkt te worden dat het gestelde onder ad 29 (eerste volzin) als bedenking naar voren is gebracht en het gestelde onder ad 30 (tweede volzin) als bezwaar. Ook naar het oordeel van de bestuursrechter is de onderhavige afwijking van het welstandsadvies in de van het besluit deel uitmakende notitie voldoende en deugdelijk gemotiveerd.
Voor zover dit betrekking heeft op de samenstelling (in de zin van het daarin opnemen van meer bladhoudende, groenblijvende beplanting) van de beplantingssingels direct achter de woningen aan de Havixhorst, langs de Loop. de westelijke grens van de AZC- locatie aismede langs de Hullenweg acht de gemeente in navolging van de Commissie dat bezwaar gegrond, doch voor het overige ongegrond.

ad 31

Uw wijze van besluitvorming geeft mogelijk aanleiding tot racisme en extremisme.

Naar het oordeel van de commissie is dit bezwaar te algemeen gesteld en niet gemotiveerd. Voor zover de in het geding zijnde belangen zijn genoemd in de bezwaarschriften, heeft de commissie deze afgewogen. Overigens neemt de commissie aan dat met dit bezwaar wordt gedoeld op de besluitvorming met betrekking tot de keuze van de locatie. Zoals reeds vermeld in de overwegingen met betrekking tot bezwaar 3 behoort de keuze van de locatie niet tot de overwegingen ten aanzien van de toepassing van artikel 17 WRO. Naar het oordeel van de commissie is de aanvraag om bouwvergunning met toepassing van artikel 17 WRO op een correcte wijze behandeld. De commissie acht dit bezwaar ongegrond.

Commentaar

Met de Commissie acht de gemeente dit bezwaar ongegrond, zowel voor wat betreft de wijze van besluitvorming af s de locatiekeuze.

ad 32

Een AZC op de door U beoogde locatie is om meerdere redenen niet inpasbaar.

Naar het oordeel van de commissie is dit bezwaar te algemeen gesteld en niet gemotiveerd. Gelet hierop acht de commissie dit bezwaar ongegrond.

Commentaar

De bestuursrechter heeft uitgesproken dat hem niet is gebleken dat de gemeente onvoldoende gegevens heeft verzameld om een verantwoorde beslissing te nemen.
Met de Commissie acht de gemeente dit bezwaar ongegrond.

ad 33

De locatie is stedenbouwkundig, verkeerstechnisch en met het oog op do natuurwaarde niet geschikt voor een AZC.

Naar het oordeel van de commissie is het inherent aan de toepassing van artikel 17 WRO dat het betreffende bouwplan niet in overeenstemming is met de gewenste ontwikkeling van een bepaald gebied. Er is dan 00k sprake van een tijdelijke vrijstelling van de bepalingen van het bestemmingsplan. Uit de toepassing van artikel 17 WRO spreekt derhalve reeds de omstandigheid dat sprake is van een stedenbouwkundig niet gewenst bouwplan. Met artikel 17 WRO heeft de wetgever echter beoogd dit tijdelijk mogelijk te maken. Voor zover hier is bedoeld het niet voldoen aan de welstandseisen wordt verwezen naar hetgeen hierover onder ad 4 is overwogen. Ten aanzien van de aspecten verkeer en natuurwaarde verwijst de commissie naar haar overwegingen met betrekking tot de bezwaren 22 en 23 en de bezwaren 17 en 18. Voor het overige acht de commissie dit bezwaar ongegrond.

Commentaar

Hiervoor mag kortheidshalve worden verwezen naar de commentaren onder ad 4 en 5, ad 8, ad 17 en 18, alsmede onder ad 23 en 24.
Overigens heeft de bestuursrechter uitgesproken dat hem niet is gebleken dat de gemeente onvoldoende gegevens heeft verzameld om een verantwoorde beslissing te nemen.
Met de Commissie acht de gemeente dit bezwaar ongegrond.

ad 34

In de directe omgeving van het AZC zijn onvoldoende voorzieningen voor de asielzoekers beschikbaar.

Naar het oordeel van de commissie valt niet in te zien waarom de bewoners van het AZC geen gebruik kunnen ma ken van de voorzieningen die 00k door de huidige bewoners van de wijk worden gebruikt. Daarnaast hebben Burgemeester en Wethouders tijdens de hoorzitting op 4 november 1999 voldoende aannemelijk gemaakt dat het terrein van het AZC door het COA van de nodige voorzieningen zal worden voorzien. De commissie acht dit bezwaar ongegrond.

Commentaar

De aanwezigheid van voorzieningen is juist een van de randvoorwaarden van en voor de gemeente geweest inzake het realiseren van een asielzoekerscentrum bij 1 van de 3 grotere kernen, te weten Norg, Peize of Roden.
Met de Commissie acht de gemeente dit bezwaar ongegrond.

ad 35

Ik verwacht de nodige overlast o.a. in de vorm van geluid, geur en licht.

Naar het oordeel van de commissie is niet uit de haar ter beschikking staande stukken gebleken, noch door bezwaarmakers aangetoond of onderbouwd dat de vestiging van het AZC zal leiden tot meer overlast dan gebruikelijk is in de huidige woonomgeving.
De commissie acht dit bezwaar ongegrond.

Commentaar

Met de Commissie acht de gemeente dit bezwaar ongegrond.

ad 36

Uw locatiekeuze is mogelijk medebepaald door persoonlijke belangen van gemeentebestuurders.

Zoals reeds vermeld in de overwegingen met betrekking tot bezwaar 3 behoort de keuze van de locatie niet tot de overwegingen ten aanzien van de toepassing van artikel 17 WRO. De commissie acht dit bezwaar niet ontvankelijk.

Commentaar

In onderliggende stukken is de locatiekeuze verantwoord, waarbij veronderstelde persoonlijke belangen van gemeentebestuurders niet in geding zijn geweest.
Als verwoord onder ad 3 acht de gemeente het bezwaar ten aanzien van de totstandkoming van de locatiekeuze ongegrond.

ad 37

U heeft een vooringenomen standpunt tav de acceptatie van asielzoekers door de omwonenden.

De commissie acht het innemen van standpunten een bevoegdheid van het bestuursorgaan op grond van haar in de Gemeentewet vastgelegde positie. Van enige vooringenomenheid is de commissie overigens niet gebleken.
De commissie acht dit bezwaar ongegrond.

Commentaar

Met de Commissie acht de gemeente dit bezwaar ongegrond.

ad 38

Een AZC op de door U beoogde locatie is slecht inpasbaar.

De commissie verwijst naar haar overwegingen ten aanzien van bezwaar 33, respectievelijk bezwaar 4. De commissie acht dit bezwaar gegrond, voor zover betrekking hebbend op het onvoldoende gemotiveerd afwijken van het welstandsadvies.

Commentaar

Hiervoor mag kortheidshalve worden verwezen naar de commentaren onder de door de Commissie aangehaalde punten.
Overigens heeft de bestuursrechter uitgesproken dat hem niet is gebleken dat de gemeente onvoldoende gegevens heeft verzameld om een verantwoorde beslissing te nemen.

ad 39

U heeft mi geen inzicht kunnen of willen geven in de stukken waarop u uw besluitvorming heeft gebaseerd, ik doel hier o.m. op het rapport van Ingenieursbureau Oranjewoud te Heerenveen.

Dit gegeven is naar het oordeel van de commissie in deze procedure niet aan de orde. Het staat bezwaarmakers overigens vrij om tegen een weigering tot openbaarmaking van stukken een beroep te doen op de Wet openbaarheid van bestuur. De commissie acht dit bezwaar niet ontvankelijk in het kader van deze procedure. -

Commentaar

In onderliggende stukken is op het wezen van bedoeld rapport ingegaan, te weten een technisch locatie- onderzoek voor het COA.
Met de Commissie acht de gemeente dit bezwaar in dit kader niet-ontvankelijk.

ad 40

De komst van een AZC zal een toename van de geluidsoverlast voor de omwonenden betekenen.

De commissie verwijst naar haar overwegingen ten aanzien van bezwaar 35. De commissie acht dit bezwaar ongegrond.

Commentaar

Met de Commissie acht de gemeente dit bezwaar ongegrond.

ad 41 en 42

Ik verwacht een verstoring van de vogelpopulatie in het door U gekozen gebied voor een AZC. Er zal een blijvende verstoring van de paddentrek over de Hullenweg optreden. Zoals uit onderzoek van het IVN. blijkt, zal de paddentrek op de Hullenweg verstoord worden.

De commissie stelt vast dat ongeveer de helft van het gebied Roderveld IV wordt ingenomen door het AZC. Daarbij is de commissie van oordeel dat het slechts een gebied betreft van een betrekkelijk kleine omvang, zodat niet aangenomen mag worden dat een blijvende verstoring van de flora en fauna zal optreden. De commissie acht dit bezwaar ongegrond.

Commentaar

Voor de goede procesorde dient vooreerst opgemerkt te worden dat het gestelde onder ad 41 (eerste volzin) als bezwaar naar voren is gebracht, het gestelde onder ad 42 (eerste volzin) als bedenking en ad 42 (tweede volzin) als bezwaar
Voor een juiste beeldvorming is het goed om op te merken dat het eigenlijke AZC- terrein ongeveer de helft beslaat van het plangebied Roderveld IV en dat er aan weerszijden van het eigenlijke AZC- terrein brede groenzones resteren. Van het afkappen of afsluiten van het gebied is geen sprake.
Het is overtrokken om te veronderstellen dat vanwege de realisering van het AZC de vogelpopulatie zal verdwijnen, waarschijnlijker is dat er sprake zal zijn van wat verschuiving in het gebied. Immers, ook de realisering van woningbouw in de aanpalende woongebieden Roderveld II en III heeft die populatie niet doen verdwijnen.
Ter voorkoming van mogelijke verkeersonveilige situaties worden er inzake de Hullenweg snelheids- remmende voorzieningen getroffen door middel van het nemen van verkeers- en inrichtingsmaatregelen. Naast het blijven voortbestaan van bufferzones vermag de gemeente niet in te zien dat zulks nadelig uitwerkt voor de paddentrek over de Hullenweg.
Met de Commissie acht de gemeente deze bezwaren ongegrond.

ad 43

Ik venvacht een blijvend verlies van de ecologische landschaps- en infrastructuur, bovendien is uw keuze in strijd met het beleid dienaangaande bij de provinciale staten.

De commissie verwijst onder meer naar hetgeen zij in haar overwegingen met betrekking tot bezwaar 33 heeft gesteld. Er is voorts sprake van een tijdelijk bedoelde situatie. In geval van blijvende verandering van de bestemming zal een daartoe met waarborgen omklede bestemmingsplanprocedure moeten worden gevoerd. De commissie acht dit bezwaar ongegrond.

Cornmentaar

In dit kader betreft het een tijdelijke status-quo, waarmee geen onomkeerbare situatie in het leven wordt geroepen. Van een strijdigheid met het beleid van de provincie is geen sprake, waarvoor bijvoorbeeld mag worden verwezen naar het Provinciaal omgevingsplan Drenthe, waarin het onderhavige gebied is opgenomen als een mogelijk toekomstige woningbouwlocatie.
Met de Commissie acht de gemeente dit bezwaar ongegrond.

ad 44

Alleen al uit het oogpunt van privacy zou er geen flets- of voetpad door tuinen aangelegd mogen worden.

De commissie stelt vast dat het door bezwaarmaker bedoelde fiets- of voetpad wordt aangelegd op gemeentegrond, welke door de gemeente eerder onder voorwaarden aan de bewoners in gebruik is gegeven. Met verwijzing naar deze voorwaarden is de gemeente naar het oordeel van de commissie gerechtigd om op deze strook gemeentegrond over te gaan tot aanleg van een flets/ voetpad. Overigens is door Burgemeester en Wethouders aangegeven dat betrokkenen gecompenseerd zullen worden door plaatsing van een in overleg te kiezen erfafscheiding. Wellicht ten overvloede merkt de commissie op dat de planologische bestemming die op de bedoelde strook grond rust, de aanleg van het fiets4voetpad mogelijk maakt.
De commissie acht dit bezwaar ongegrond.

Commentaar

De wijze van aanleg van het voetpad en de afscherming (materiaaltoepassing, hoogte, situering e.d.) ten opzichte van de tuinen gebeurt in nauwe samenspraak met de direct aanwonenden, waarbij uiteraard ook rekening wordt gehouden met privacy- aspecten.
Overigens vindt de aanleg van het voetpad niet plaats door private tuinen doch in een groenstrook dat in eigendom toebehoort aan de gemeente.
Met de Commissie acht de gemeente dit bezwaar ongegrond.

ad 45

De manier waarop U UW voornemens heeft doorgedrukt, getuigt van minachting voor de bewoners.

De commissie verwijst voor wat de besluitvorming betreft naar haar overwegingen ten aanzien van bezwaar 3i. Voor wat betreft de bouwvergunning en de vrijstelling zelf is niet gebleken van een onzorgvuldige procedure. De commissie acht dit bezwaar ongegrond.

Commentaar

Van minachting van bewoners is geen sprake. Zoais ook onderkend door de bestuursrechter berust de gemaakte keuze op de eigen verantwoordelijkheid van de gemeente. Voorts heeft de bestuursrechter uitgesproken dat de gemeente zich terecht op het standpunt heeft kunnen stellen dat de inspraakverordening van de voormalige gemeente Roden hierop niet van toepassing is.
Eveneens heeft de bestuursrechter uitgesproken dat hem niet is gebleken dat de gemeente onvoldoende gegevens heeft verzameld om een verantwoorde beslissing te nemen.
Met de Commissie acht de gemeente dit bezwaar ongegrond.

ad 46

Mijns inziens kun je 600 mensen met zulke problemen niet in een caravankamp grenzend aan een woonwijk huisvesten.

De commissie overweegt dat Burgemeester en Wethouders juist op grond van de hiervoor genoemde criteria hebben gekozen voor situering van het AZC bij een grote kern. Gelet op het met de grote kern samenhangende voorzieningenniveau acht de commissie situering van een AZC grenzend aan een woonwijk in een grotere kern in zijn algemeenheid in overeenstemming met het uitgangspunt van Burgemeester en Wethouders.

De commissie acht dit bezwaar ongegrond.

Commentaar

De aanwezigheid van voorzieningen is juist een van de randvoorwaarden van en voor de gemeente geweest inzake het realiseren van een asielzoekerscentrum bij 1 van de 3 grotere kernen, te weten Norg, Peize of Roden.
Met de Commissie acht de gemeente dit bezwaar ongegrond.

ad 47

Uw categorische ontkenning t.a.v. waardedaling van het onroerend goed in de directe omgeving.

De commissie verwijst voor wat de besluitvorming betreft naar haar overwegingen ten aanzien van bezwaar 22.
De commissie acht dit bezwaar ongegrond.

Commentaar

De gemeente verwijst hiervoor naar het commentaar onder ad 22.
Met de Commissie acht de gemeente dit bezwaar ongegrond.

ad 48

U verstrekte m.i. onzorgvuldige, om niet te zeggen misleidende informatie. zoals:
een OC blijkt achteraf een AZC te zijn, de terreingrens zou westelijk van de Weidebloemenweg komen te liggen; uiteindelijk blijkt dat die grens met 50 % overschreden wordt, de aanvankelijk 400 geplande asielzoekers blijken er achteraf 600 te zijn.

De commissie overweegt dat de informatie in het voortraject inderdaad niet steeds consistent is geweest. Ter beoordeling ligt echter het bestreden besluit van 3 augustus 1999 voor. De commissie stelt vast dat sinds de publicatie het besluit niet meer is gewijzigd.
De commissie acht dit bezwaar ongegrond.

Commentaar

Van een bewust misleiden is uiteraard geen sprake geweest. Tijdens de op 5 november 1998 in de Pompstee gehouden informatiebijeenkomst is er volstrekte duidelijkheid verschaft over zowel het wezen van het opvangcentrum (geen OC maar een AZC) alsook de begrenzing van het gebied. In eerdere berichtgeving werd er gerept over een opvangcentrum voor asielzoekers, hetgeen mogelijk aanleiding heeft gegeven tot misverstanden. In de brief van 30 oktober 1998 aan de omwonenden is de begrenzing van het gebied omschreven, in welke brief als westgrens van het gebied is uitgeduid het gebied ongeveer in het verlengde van de Weidebloemenweg. Ook hieromtrent is tijdens de informatiebijeenkomst op 5 november 1998 volstrekte duidelijkheid verschaft en wel in die zin dat van het gebied tijdens die avond een kaartje is verstrekt waarop het gebied exact stond aangegeven en welke begrenzing ook nadien niet is gewijzigd.
Met de Commissie acht de gemeente dit bezwaar ongegrond.

ad 49

U doet ten onrechte een beroep op art 17 WRO terwijl er geen urgentie blijkt te zijn.

De commissie merkt op dat spoedeisendheid geen voorwaarde is voor toepassing van artikel 17 WRO. Het is overigens de aanvrager die verzoekt om toepassing van artikel 17 WRO. Burgemeester en Wethouders stellen vervolgens vast of toepassing mogelijk is.
De commissie acht dit bezwaar ongegrond.

Commentaar

Het aangevoerde gebrek aan urgentie tot realisatie van het AZC, wat daarvan overigens 00k zij, is geen criterium bij het al dan niet toepassen van art. 17 WRO, aldus ook de bestuursrechter.
Met de Commissie acht de gemeente dit bezwaar ongegrond.

ad 50

Het grote aantal van 600 asielzoekers op zo'n klein terrein levert explosieve situaties op.

Naar het oordeel van de commissie is sprake van een niet onderbouwd en te algemeen gesteld bezwaar. De keuze van aanvrager voor een tijdelijk AZC met 600 bewoners komt voort uit ervaringen met asielzoekerscentra uit het gehele land. Door bezwaarmakers is niet aangetoond dat door de vestiging van het AZC aan de Hullenweg een explosieve situatie zal ontstaan. Voorts wijst de commissie op hetgeen zij in haar overwegingen ten aanzien van bezwaar 19 heeft gesteld. De commissie acht dit bezwaar ongegrond.

ad 51

Het blijkt bij andere gemeenten mogelijk, dat er meerdere kleine centra warden gevestigd. Waarom dan niet in Noordenveld?

De keuze voor het bouwplan in zijn huidige vorm is aan aanvrager. Burgemeester en Wethouders dienen bij de beoordeling van het bouwplan slechts rekening te houden met de belangen zoals deze een rol spelen bij de ingediende bouwaanvraag. De commissie acht dit bezwaar ongegrond.

Commentaar t.a.v. ad 50 en 51

De primaire verantwoordelijkheid voor het bepalen van de omvang van een AZC berust bij het COA en is mede ingegeven, bepaald op inmiddels elders opgedane ervaringen. Voor explosieve situaties behoeft mede op basis van die ervaringsgegevens elders dan ook niet te worden gevreesd.
De aanwezigheid van voorzieningen is juist een van de randvoorwaarden van en voor de gemeente geweest inzake het realiseren van een asielzoekerscentrum bij I van de 3 grotere kernen, te weten Norg, Peize of Roden.
Met de Commissie acht de gemeente deze bezwaren ongegrond.

ad 52

Do woon- en leefomgeving van teveel omwonenden wordt onnodig vestoord.

Naar het oordeel van de commissie is dit bezwaar te algemeen gesteld. Voor zover de in het geding zijnde belangen zijn genoemd in de bezwaarschriften, heeft de commissie deze afgewogen. De commissie acht dit bezwaar ongegrond.

Commentaar

Met de Commissie acht de gemeente dit bezwaar ongegrond.

ad 53

De afstand tot het centrum van Roden, cq. de noodzakelijke voorzieningen, is te groot.

De commissie verwijst naar haar overwegingen ten aanzien van bezwaar 34. De commissie acht dit bezwaar ongegrond.

Commentaar

De aanwezigheid van voorzieningen is juist een van de randvoorwaarden van en voor de gemeente geweest inzake het realiseren van een asielzoekerscentrum bij 1 van de 3 grotere kernen, te weten Norg, Peize of Roden.
Met de Commissie acht de gemeente dit bezwaar ongegrond.

ad 54

U koppelt onterecht de keuze van de locatie aan een mogelijk toekomstige woonbestemming.

De commissie verwijst naar haar overwegingen ten aanzien van bezwaren 2 en 3. De commissie acht dit bezwaar niet ontvankelijk.

Commentaar

Van een expliciete koppeling van het AZC aan een mogelijk toekomstige woonbestemming is geen sprake, waarvoor kortheidshalve mag worden verwezen naar het gestelde onder ad 2.
Als verwoord onder ad 3 acht de gemeente het bezwaar ten aanzien van de totstandkoming van de locatiekeuze ongegrond.

ad 55

Ik kan mij niet verenigen met de ondemocratische wijze van besluitvorming voor een besluit dat zoveel impact heeft op de bewoners van het dorp Roden, m.n. de besloten wijken Roderveld 2 en 3.

Voor zover hier wordt bedoeld de keuze van de locatie wordt verwezen naar wat hiervoor onder ad 3 is overwogen. Voor zover wordt bedoeld de procedure met betrekking tot de bouwvergunning en de vrijstelling wordt verwezen naar wat hiervoor onder ad 45 is gesteld.

Commentaar

Zoals ook onderkend door de bestuursrechter berust de gemaakte keuze op de eigen verantwoordelijkheid van de gemeente. Voorts heeft de bestuursrechter uitgesproken dat do gemeente zich terecht op het standpunt heeft kunnen stellen dat de inspraakverordening van de voormalige gemeente Roden hierop niet van toepassing is. Eveneens heeft de bestuursrechter uitgesproken dat hem niet is gebleken dat do gemeente onvoldoende gegevens hoeft verzameld om een verantwoorde beslissing te nemen. Als verwoord onder ad 3 acht de gemeente het bezwaar ten aanzien van de totstandkoming van de locatiekeuze ongegrond.
Ten aanzien van hot niet van toepassing zijn van do inspraakverordening op de locatiekeuze acht de gemeente met de Commissie het daartegen gerichte bezwaar niet-ontvankelijk.

ad 56

De hedendaagse planologische opvattingen over inrichting, wijken sterk af van uw voornemen om een bedrijvencomplex als uitzicht voor een woonwik te concretiseren.

De commissie overweegt dat het bestreden bouwplan een AZC betreft. Een AZC kan naar het oordoel van de commissie bezwaarlijk als een bedrijventerrein worden aangemerkt. De commissie verwijst overigens naar haar overwegingen ten aanzien van bezwaar 33. Voor zover hier is bedoeld het niet voldoen aan do welstandseisen wordt verwezen naar hetgeen hierover onder ad 4 is overwogen.

Commentaar

Van een bedrijvencomplex is geen sprake, hot gaat hierbij om hot op een humane wijze tijdelijk huisvesten van medeburgers, in dit geval asielzoekers, met bijkomende voorzieningen, waarvoor een industrieterrein niet een geëigende locatie is.
Do gemeente acht dit bezwaar ongegrond.

ad 57

De directe omgeving is niet berekend op do omvang en inrichting van de dagelijkse verkeersstroom afkomstig van 600 AZC- bewoners. Er wordt dus een dagelijkse verkeersstroom afkomstig van 600 AZC- bewoners gecreëerd die tegengesteld is aan en factoren groter is dan de reeds bestaande stroom van de 100 bewoners van het Grasbroek en de aangrenzende Havixhorst

Naar het oordeel van de commissie is niet aangetoond dat door de vestiging van een populatie van 600 personen in een AZC aan de Hullenweg een verkeersstroom zal veroorzaken op de straten Grasbroek en Havixhorst van een omvang die overlast zal veroorzaken voor de aanwonenden. De commissie overweegt hierbij dat het extra verkeer voornamelijk zal bestaan uit voetgangers en fietsers. Niet valt te verwachten dat het verkeer, afkomstig van slechts 600 personen en verspreid over de dag, zal leiden tot overlast. Daarbij houdt de commissie rekening met de omstandigheid dat op het terrein van het AZC een basisschool zal worden gevestigd.
De commissie acht dit bezwaar ongegrond.

Commentaar

Het getuigt van weinig realiteitszin van de zijde van bezwaarmakers om te (veronder)stellen dat er sprake is van een dagelijkse verkeersstroom van 600 asielzoekers die factoren groter is dan de reeds bestaande stroom van de bewoners van Grasbroek en Havixhorst. Hierbij dient tevens bedacht te worden dat veel activiteiten op de AZC- locatie zelf plaatsvinden, m.a.w. daarvoor is geen sprake van externe verkeersbewegingen, en de asielzoekers zich buiten de AZC- locatie gewoonlijk te voet of per fiets verplaatsen. Anders dan in een reguliere woonwijk behoeven de asielzoekers zich ook niet buiten de eigenlijke AZC- locatie te begeven om bijvoorbeeld (basis)onderwijs te volgen. De aanwezigheid van voorzieningen is juist een van de randvoorwaarden van en voor de gemeente geweest inzake het realiseren van een asielzoekerscentrum bij 1 van de 3 grotere kernen, te weten Norg, Peize of Roden.
Met de Commissie acht de gemeente dit bezwaar ongegrond.

 

Advies

De commissie adviseert Burgemeester en Wethouders, op grond van bovenstaande overwegingen,

a. de hiervoor vermelde bezwaren 1, 4, 5, 23,24, 27, 28, 29 en 38 gegrond te verklaren;

b. de hiervoor vermelde bezwaren 2,6,7,8, 10, 11,12, 17, 18, 19,20,21,22,25,26,31, 32,34, 35, 37, 38, 40, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 56 en 57 ongegrond te verklaren;

C. de hiervoor vermelde bezwaren 3, 9,13, 14, 15, 16, 36, 39 en 54 niet ontvankelijk te verklaren;

d. het hiervoor vermelde bezwaar 33, voor zover betrekking hebbend op het niet gemotiveerd afwijken van het welstandsadvies en ten aanzien van het verkeersaspect, gegrond te verklaren en voor zover betrekking hebbend op de natuurwaarde ongegrond te verklaren;

e. het hiervoor vermelde bezwaar 55, voor zover betrekking hebbend op de locatiekeuze, niet-ontvankelijk te verklaren en zover betrekking hebbend op de procedure ten aanzien van de bouwvergunning en de vrijstelling, ongegrond te verklaren.

Commentaar

Uit de commentaren vanwege ons College bij de adviezen van de Commissie blijken de van de Commissie afwijkende opvattingen van ons College.
Op basis van alle onderliggende stukken en het voorgaande komt ons College tot de hierna volgende beslissing.

 

BESLUITEN:

 

I. de hiervoor vermelde bezwaren, c.q. bedenkingen, 3, voor zover dit betrekking heeft op de inspraakverordening, 39, alsmede 55, voor zover dit betrekking heeft op de inspraakverordening, niet-ontvankelijk te verklaren;

II. de hiervoor vermelde bezwaren, c.q. bedenkingen, 4 en 5, voor zover dit betrekking heeft op de samenstelling van het beplantingsplan inzake de landschappelijke inpassing, 23 en 24, voor zover dit betrekking heeft op het concreet noemen van het moment van het feitelijk uitgevoerd hebben van de beoogde infrastructurele voorzieningen alsook voor wat betreft de omschrijving van de aard en omvang daarvan, 27 en 28, voor zover dit betrekking heeft op het concreet noemen van het moment van het feitelijk uitgevoerd hebben van de beoogde infrastructurele voorzieningen alsook voor wat betreft de omschrijving van de aard en omvang daarvan, aismede 29 en 30, voor zover dit betrekking heeft op de samenstelling van het beplantingsplan inzake de landschappelijke inpassing, gegrond te verklaren;

III. de hiervoor vermelde bezwaren, c.q. bedenkingen, 1, 2, 3, voor zover dit betrekking heeft op de locatiekeuze, 4 en 5, voor zover dit niet betrekking heeft op de samenstelling van het beplantingsplan inzake de landschappelijke inpassing, 6, 7, 8, 9, 10, 11 en 12, 13 en 14, 15 en 16, 17 en 18, 19,20 en 21, 22, 23 en 24, voor zover dit net betrekking heeft op het concreet noemen van het moment van het feitelijk uitgevoerd hebben van de beoogde infrastructurele voorzieningen alsook voor wat betreft de omschrijving van de aard en omvang daarvan, 25 en 26, 27 en 28, voor zover dit niet betrekking heeft op het concreet noemen van het moment van het feitelijk uitgevoerd hebben van de beoogde infrastructurele voorzieningen alsook voor wat betreft de omschrijving van de aard en omvang daarvan, 29 en 30 (hoewel in de overwegingen wel inhoudelijk op ingegaan, niet door de Commissie genoemd in het (eind-)advies), voor zover dit niet betrekking heeft op de samenstelling van het beplantingsplan inzake de landschappelijke inpassing, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 40, 41 en 42, 43, 44, 45, 46, 47, 48, 49, 50 en 51, 52, 53, 54, 55, voor zover dit betrekking heeft op de locatiekeuze, 56 alsmede 57, ongegrond te verklaren;

IV. te bepalen, dat het uit te voeren beplantingsplan wordt aangevuld als genoemd onder ad 4 en 5, en dat het beplantingsplan volledig moet worden uitgevoerd in het jaar 2000, zoveel als redelijkerwijs mogelijk is nog in het voorjaar van het jaar 2000;

V. te bepalen, dat de te treffen infrastructurele voorzieningen, zoals nader omschreven onder ad 23 en 24, moeten zijn getroffen op of omstreeks 1 mei 2000, of zoveel eerder als redelijkerwijs nog mogelijk is.

 

Roden, 29 februari 2000

 

Burgemeester en Wethouders van de gemeente Noordenveld,

J Verkerk, burgemeester A.H. Doornbos, secretaris